16
TEMPERATUUR INSTELLEN
In de fabriek wordt de temperatuur van
-
18 °C
in de diepvriezer ingesteld.
De temperatuur in het koelgedeelte wordt bediend door de thermostaatknop
1
(afb. 1,
p.1) in de gewenste stand te draaien. De temperatuur wordt naast de thermostaatknop
aangegeven. Het getal "0, 2, 3, 4, 5, 6, 7" betekent niet een specifieke temperatuur.
0
= Compressor is uitgeschakeld.
Elektriciteit is niet uitgeschakeld.
1
= hoogste temperatuur (laagste koeling)
7
= laagste temperatuur (hoogste koeling)
Het langdurig openen van de deur kan detemperatuur in de compartimenten van
hetapparaat aanzienlijk verhogen.
Als de omgevingstemperatuur laag is, zal de diepvriezer minder koelen. De
temperatuur in de diepvriezer kan daarom stijgen. Gebruik de thermostaatknop om
een lagere temperatuur in te stellen.
GEBRUIK VAN HET VRIESGEDEELTE
Houd rekening met de volgende punten omvoedselbesmetting te voorkomen:
Het langdurig openen van de deur kan detemperatuur in de compartimenten van
hetapparaat aanzienlijk verhogen.
Reinig regelmatig oppervlakken die incontact kunnen komen met etenswaren,
evenalstoegankelijke afvoersystemen.
Bewaar rauw vlees en rauwe vis in geschiktebewaarbakken in de koelkast, om contact
met (ofdruppelen op) andere etenswaren te voorkomen.
Als het koelapparaat gedurende lange periodenleeg blijft, schakel het dan uit, ontdooi het,
maakhet schoon, laat het drogen en laat de deuropen om te voorkomen dat zich schimmel in
hetapparaat vormt.
VOORZICHTIGHEID! In het geval van onbedoeld ontdooien, bijvoorbeeld als gevolg van
een stroomstoring, als de stroom langer is uitgeschakeld dan de waarde die wordt
weergegeven in de tabel met technische kenmerken onder "Rijstijd", moet het ontdooide
voedsel snel worden geconsumeerd of onmiddellijk worden gekookt. opnieuw ingevroren
(na afkoeling).
De 'snel invriezen'-functie wordt aangeduid met het symbool Leg de verse
producten in een of twee rijen in de 'snel invriezen'-sectie. Zodra de producten ingevroren
zijn, dienen ze verder bewaard te worden in de voorraadladen.
•
BEWAAR NIET MEER BEVROREN PRODUCTEN DAN HET MAXIMUM AANTAL ALS
AANGEGEVEN IN DE ALGEMENE GEGEVENSTABEL.
•
Behoud een ruimte van minstens 2,5 cm tussen de levensmiddelen en de bovenwand van
het vriesgedeelte.
•
Bewaar geen onverpakte levensmiddelen in het vriesgedeelten.
•
Nog niet ingevroren levensmiddelen mogen niet in aanraking komen met reeds
ingevroren middelen.
•
Vries nooit levensmiddelen in die warmer zijn dan de omgevingstemperatuur.
•
Geen vloeistoffen in glazen flessen of potten invriezen. Geen koolzuurhoudende dranken
invriezen.
•
Houd u streng aan de invriesdata die op de verpakking van de levensmiddelen zijn
vermeld.