5.1.
Persluchtslang voor ademhalingsbeschermingsapparaat
* gebaseerd op kamertemperatuur
5.2.
Opzetten van de helm
Pas bij correct functioneren de helm opzetten.
Om een veilige bescherming te garanderen moet deze helm passen of aan de grootte van het hoofd van de gebruiker aangepast worden. Voor dit doel is de
hoofdsteun bestemd die achteraan verstelbaar is door middel van een regelbare instelband. De hoofdsteun moet zo ingesteld worden dat hij vast op het hoofd
zit om ongewenste bewegingen van de helm te vermijden. De draaghoogte van de helm kan indien nodig aangepast worden door middel van de linten van
de helm. De elastische halskraag controleren: hij moet als een rolkraagpullover vast rond de hals aansluiten. De lichaamsbescherming evenals de koppels
correct aanbrengen, zoals beschreven onder punt 5.
5.3.
Waarschuwingsinstallatie
De waarschuwingsinstallatie waarschuwt de gebruiker wanneer er te weinig ademlucht naar de helm wordt toegevoerd. Indien de naald van de
waarschuwingsinstallatie onder 3.0 bar (44psi) valt tijdens het gebruik, dan moet de gebruiker de straalzone onmiddellijk verlaten, de helm afzetten en de
luchttoevoer controleren. Mogelijke oorzaken zijn bijv. een kneuzing, een scheur in de persluchtslang voor ademlucht of het verkeerd functioneren van de
compressor etc.
6.
Gebruik
Pas bij correct functioneren de veiligheidshelm voor straalwerkzaamheden opzetten.
Het bereik van de verontreinigde atmosfeer mag betreden worden na correct functioneren van de helm en het opzetten ervan. Gebruik de veiligheidshelm voor
straalwerkzaamheden uitsluitend volgens deze informatiebrochure, de op dat ogenblik geldende wettelijke regels en de veiligheidsrichtlijnen van de
beroepsverenigingen (“Berufsgenossenschaften”) in het bijzonder de inzetregels conform DGUV regel 112-190 c.q. DIN EN 529
“Ademhalingsbeschermingsmiddelen – Aanbevelingen voor keuze, gebruik, verzorging en onderhoud – Praktijkrichtlijn“.
Om veiligheidsredenen moet de gevarenzone onmiddellijk verlaten worden wanneer zich tekenen van welke aard dan ook voordoen dat de helm niet goed
werkt, bijv. een waarschuwing door de waarschuwingsinstallatie (zie 5.3.), de verhoging van de ademweerstand of het waarnemen van schadelijke stoffen
(door de geur, het branden van de ogen etc.) of een nadelige invloed op de toestand van de drager van het apparaat.
7.
Onderhoud, schoonmaken en ontsmetting
The De helm moet volgens de bijsluiter van de ademhalingsbescherming van het “Hauptverband der gewerblichen Berufsgenossenschaften
(DGUV regel 112-190)” volgens de volgende tabel onderhouden, schoongemaakt en ontsmet worden.
* voor reserveapparaten
7.1.
Vervangen van de ruiten
Bij het vervangen van de binnenruit P4-PLUS moet het raamkozijn aan de spansluiting geopend worden. De te vervangen binnenruit voorzichtig uit het
afdichtframe uittrekken. Daarna de beschermfolie van de nieuwe binnenruit verwijderen. Nu wordt de binnenruit ingezet door de twee onderste eindjes eerst
in de vensterprofielafdichting te steken, daarna wordt de onderkant ingeschoven. Nu moet de bovenkant van de vensterprofielafdichting opgetild worden en
de zijdelen evenals de bovenkant van de binnenruit ingelegd worden. Tot slot het afdichtframe loslaten en glad strijken (tip: de moer van de
vensterprofielafdichting met vloeibare zeep insmeren). Daarna het raamkozijn weer sluiten. De binnenruit P4-PLUS is conform met de standaard EN
14594:2005 sectie 6.16.2.2.
7.2.
Functiecontrole en -test
Dit is noodzakelijk voor de eerste vrijgave van een helm tot gebruik en voor elk gebruik, na iedere vervanging van onderdelen evenals in de halfjaarlijkse
cyclus zoals hierboven beschreven.
Binnendiameter
mm
9,5
Wanddikte
mm
4,5
Bedrijfsdruk *
bar/psi
10/145
Minimale barstdruk *
bar/psi
≥ 40/580
Kleinste buigradius
ca. mm
50
Metergewich
ca. g/m
280
Tijdstippen
Soort uit te voeren werkzaamheden
Voor de vrijgave tot gebruik
Voor het gebruik
Na het gebruik
Halfjaarlijks
Jaarlijks
Functiecontrole
X
X
X
Controle
X
Schoonmaken en ontsmetten
(complete unit)
X
X
*
Gebruiksmogelijkheden:
De persluchtslang van EKASTU voldoet in alle eisen aan de richtsnoeren
van EN 14593/14594.
De slang leidt de ademlucht van de afnameplaats naar het slangentoestel
voor samengeperste ademlucht.
Voor de vervaardiging van de binnenlaag van de slang worden geen
gevaarlijke stoffen gebruikt die een invloed hebben op de ademlucht.
Beschrijving:
Zwarte, poriënvrije, gladde EPDM-binnenlaag,
Temperatuurbestendigheid van -30°C tot +120°C (F)
Drukdrager: synthetische garens
Zwarte EPDM-buitenlaag, bestand tegen ozon en
weerbestendig
LABS-oplosmiddel- en vetvrij
Elektrisch geleidend, R > 10
3
Ω
/< 10
8
Ω
Technische gegevens:
23
Содержание P4-PLUS
Страница 31: ......