6 | AN30923034432301-000101
© Danfoss | DCS (vt) | 2019.08
NEDERLANDS
Variabelen Verklaring
Waarde
Fabr. Inst.
r0
Temperatuur differentie vergeleken met het
SETPOINT
0.2 – 10 °C
2 °C
d0
Ontdooi interval
(Uur)
indien d0 = 0 cyclische ontdooiing Uit
0 – 24 uur
4 uur
d2
Ontdooiing setpoint
Ontdooiing wordt niet uitgevoerd als de waarde van de temperatuur hoger is dan "d2".
(Als de sensor defect is wordt de ontdooiing op tijd uitgevoerd)
-35 – 45 °C
15°C
d3
Maximale ontdooitijd
(minuten)
1 – 240 min
25 min
d7
Duur druptijd
(minuten)
Na een ontdooibeëindiging blijven de compressor en ventilator gedurende tijd d7
stilstaan, De ontdooi LED op het frontpaneel knippert.
0 – 10 min
0 min
F5
Ventilatorpauze na ontdooiing
(minuten)
De ventilator blijft na de druptijd stilstaan gedurende tijd F5. Deze tijd begint na het
einde van de druptijd. Als er geen druptijd is ingesteld start de ventilatorpauze direct
na het einde van de ontdooiing.
0 – 10 min
0 min
A1
Minimum temperatuuralarm
Maakt het mogelijk voor de gebruiker om een minimum ruimtetemperatuur in te
stellen. Beneden waarde A1 schakelt het alarmcontact: het alarm LED knippert,
weergave temperatuur knippert en de zoemer gaat aan om het probleem te melden.
-45 – (A2-1) °C
-45 °C
A2
Maximum temperatuuralarm
Maakt het mogelijk voor de gebruiker om een maximum ruimtetemperatuur in te
stellen. Boven waarde A2 schakelt het alarmcontact: het alarm LED knippert, weergave
temperatuur knippert en de zoemer gaat aan om het probleem te melden.
(A1+1) – 99 °C
45 °C
tEu
Verdampersensor temperatuurweergave
Geeft verdampertemperatuur weer
(geeft niets weer als dE =1)
Alleen lezen
Variabelen Verklaring
Waarde
Fabr. Inst.
F3
Ventilatorstatus bij compressor uit
0 = ventilatoren draaien continue
1 = ventilatoren alleen in bedrijf als compressor
in bedrijf is
2 = Fans uitgeschakeld
1
F4
Ventilator pauze tijdens ontdooiing
0 = ventilatoren draaien tijdens ontd.
1 = ventilatoren staan stil tijdens ontd.
1
F6
Verdamperventilatoren activeren voor luchtrecirculatie.
De ventilatoren worden gedurende een door F7 gedefinieerde tijd geactiveerd als ze
niet voor de F6-tijd zijn begonnen te werken. Als de activeringstijd samenvalt met de
ontdooitijd, wacht u het einde van het ontdooien.
0 – 240 min
0 = (functie niet geactiveerd)
0 min
F7
Verdamper ventilatieduur voor luchtrecirculatie.
Fans werktijd voor F6
0 – 240 sec
10 sec
dE
Sensor aanwezigheid
Als de verdampersensor Is aangesloten worden ontdooiingen uitgevoerd volgens
cyclusperiode d0: ontdooiing eindigt als een externe sensor aanspreekt en het remote
ontdooicontact schakelt en sluit of als tijd d3 afloopt.
0 = verdampersensor aanwezig
1 = geen verdampersensor
0
d1
Type ontdooicyclus
, omkeersysteem (heet gas) of met ontdooi-elementen
0 = verwarmingselement
1 = heet gas
2 = kachel met temperatuurregeling
0
dPo
Ontdooien bij inschakelen
0 = uitgeschakeld
1 = ontdooien bij inschakelen (indien mogelijk)
0
dSE
Slim ontdooien
0 = uitgeschakeld
1 = ingeschakeld
0
dSt
Smart Defrost Setpoint (indien dSE = 1)
Het tellen van de tijd tussen het ontdooien wordt alleen geïncrementeerd als de
compressor AAN staat en de verdampertemperatuur lager is dan dSt.
-30 – 30 °C
1 °C
Lijst met niveau 1 variabelen (gebruikersniveau)
Lijst met niveau 2 variabelen (installateursniveau)
Functie
Pers
Voor setpoint
Modificeren setpoint
Modificeren menu “Gebruikers
niveau”
Menu verlaten
Modificeren menu
“Installateursniveau”
Menu verlaten
+
+
+
+
+
/
(3 seconden)
(3 seconden)
(3 seconden)
+
(3 seconden)