S-3000
3
1. Algemene veiligheid
1.1 Introductie
Bij gebruik van de apparatuur moeten tegen schok-, verwondings- en brandgevaar, steeds de volgende
veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. Lees de informatie en let goed op deze adviezen voor de
apparatuur gebruikt.
1.2 Basisregels
Voorkom water bij elektriciteit
Voorkom het losschieten, lekken of druppelen van de waterslang. Bij boren boven het hoofd moet altijd rekening
worden gehouden met het koelwater. Bij het boren boven het hoofd moet een wateropvangring gebruikt worden.
Bij wanden is dit aan te raden. Voer het afvoerwater altijd veilig af met bijvoorbeeld een waterzuiger. Snoeren,
stekkers en elektriciteit mogen niet met water in aanraking komen.
Wees steeds opmerkzaam
Let steeds op het werk, ga met verstand te werk en gebruik de apparatuur niet als men niet geconcentreerd is.
Zorg dat u altijd in staat bent de motor snel uit te schakelen. Gebruik geen apparatuur, waarvan de schakelaar
niet aan- en uitgeschakeld kan worden.
1.3 Persoonlijke bescherming
Draag geschikte werkkleding.
Draag geen slobberende kleding of sieraden. Deze kunnen door de bewegende delen gegrepen worden. Bij het
werken in de open lucht zijn rubber werkhandschoenen en schoenen met profielzolen aan te raden. Draag bij
lang haar een haarnet.
Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen.
Gebruik een helm voor de bescherming tegen vallende delen, handschoenen voor de bescherming tegen scherpe
delen, een veiligheidsbril voor de bescherming tegen rondvliegend gesteente en/of vonken. Gebruik een
stofmasker bij stofverwekkende werkzaamheden.
1.4 Apparatuur
Gebruik de juiste apparatuur en overbelast deze niet.
Gebruik de apparatuur slechts voor doeleinden waar deze voor bestemd is. Het is veiliger en in de meeste
gevallen beter om de boren en zaagbladen te gebruiken met de diameter die voor de verschillende toerentallen
wordt aanbevolen.
Onderhoudt het gereedschap zorgvuldig
Houdt het gereedschap scherp en schoon om beter en veiliger te kunnen werken. Volg de
onderhoudsvoorschriften op. Houdt de handgrepen droog en vrij van olie en vet.
Controleer de apparatuur op beschadigingen
Controleer of de functie van bewegende delen in orde is: of deze niet klemmen, of er geen delen gebroken zijn, of
alle delen juist gemonteerd zijn/ of alle andere voorwaarden, die het functioneren van het apparaat zouden
kunnen beïnvloeden, juist zijn. Beschadigde onderdelen moeten door een erkende vakman vakkundig vervangen
of gerepareerd worden.
Gebruik van toebehoren en hulpapparaten
Gebruik alleen toebehoren en hulpapparaten die in de handleiding of de catalogus vermeld staan. Door het
gebruik van andere dan de vermelde toebehoren of hulpapparaten kan verwondinggevaar optreden.
1.5 Omgeving
Houdt het werkgebied op orde.
Een wanordelijk werkgebied kan tot ongelukken leiden. Laat ongevoegde personen (kinderen) en dieren niet aan
de apparatuur of in het werkgebied komen. Vang bij het boren de kern veilig op (zeker in het geval van boren of
zagen in vloer of plafond) Berg de apparatuur na gebruik veilig op in een droge en goed afgesloten ruimte, buiten
het bereik van kinderen.
Houdt rekening met invloeden van buitenaf
Zorg voor een goede verlichting in de werkruimte. Let op de ligging van kabels, leidingen en wapeningijzer in het
werkgebied. Gebruik elektrische gereedschappen niet in een vochtige omgeving (regen) of dicht in de buurt van
brandbare stoffen.
Zorg voor een veilige werkplek
Bevestig de gereedschappen en werkstukken veilig, zodat ze niet los kunnen raken. Controleer voor het starten
van de apparatuur of alle sleutels en andere hulpgereedschappen zijn verwijderd. Zorg dat de
beschermingskappen gemonteerd zijn en blijf zoveel mogelijk bij gevaarlijk bewegende delen vandaan. Vermijdt
een abnormale lichaamshouding en zorg voor een stabiel evenwicht.