Verticale meertraps close coupled pompen
MXV-B
BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN
Inhoudsopgave
Nederlands
Inhoud
Pagina
1.
Toepassingsgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
2.
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
3.
Opstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
4.
Leidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
4.1.
Zuigleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
4.2.
Persleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
5.
Elektrische aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
6.
In bedrijf stellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
6.1.
Voor-controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
6.2.
Afvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
6.3.
Start en bedrijfs controle. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
7.
Onderhoud en pompfunctie-controle . . . . . . . . . . . . . . 21
8.
Demontage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
8.1.
Mechanical seal vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
9.
Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
9.1.
Aanhaal momenten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
10.
Onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
11.
Onderdelentekening en onderdelen benaming. . . . . . . 22
LEES EN VOLG ALLE INSTRUCTIES
1. Toepassingsgebied
Standaard uitvoering
- Voor schone vloeistoffen: niet explosieve en niet brandbare, niet
schadelijk voor gezondheid en milieu, niet agressief voor pomp-
materialen, zonder abrassieve, vaste of vezelige bestanddelen.
Met dichtingen in EPDM is de pomp niet geschikt voor het ver-
pompen van olie.
- Maximale toegestane werkdruk in het pomphuis: 16 bar.
- Vloeistoftemperatuur van - 15 °C tot + 90 °C.
- Installatie in goed geventileerde ruimten beschermd van weers-
invloeden met een maximale omgevingstemperatuur van 40 °C.
2900 1/min
Geïnstalleerd motorvermogen tot
kW: 2,2
4
7,5
Geluidsniveau
dB (A) máx:
68
69
74
Starts per uur máx:
30
20
15
2. Transport
Hef de pomp/motor-unit langzaam, (
fig. 1
). Vermijd het risico
van onbalans en omkantelen.
3. Opstelling
De
MXV-B
pompen dienen geïnstalleerd te worden met de roto-
ras in verticale positie en met de pompvoet aan de onderzijde.
Installeer de pomp zo dicht mogelijk bij het zuigpunt (met in-
achtneming van de NPSH waarden).
Zorg voor ruimte rondom de pomp voor motorventilatie,
voor controle van as rotatie, voor afvullen en aftappen en
voor opvangmogelijkheid van de af te tappen vloeistof
(in
het speciaal bij schadelijke of vloeistoffen met een temperatuur
hoger dan 60 °C).
Zorg ervoor dat bij eventuele onvoorziene lekkage
de vloeistof personen of materialen geen schade
toe kan brengen.
Lekkage kan optreden als gevolg van overdruk, waterslag of
andere storingen. Zorg voor een afvoermogelijkheid van lek-
vloeistof of voor een automatisch afvoersysteem hiervan.
Plaats de pomp op een vlakke, horizontale oppervlak (gebruik
een waterpas).
4. Leidingen
Indien mogelijk dient men leidingen te kiezen met een zodanige
diameter dat de vloeistofstroom niet hoger is dan 1,5 m/s voor
zuigzijde en 3 m/s voor perszijde.
De leidingdiameters mogen nooit kleiner zijn dan de pompaan-
sluitingen.
De pijlen op de pompvoet (61.00) geven de inlaat (zuig) en uit-
laat (pers) aan.
Zorg dat de aansluitingen schoon zijn bij het bevestigen van de
leidingen.
LET OP:
bevestig alle leidingen middels steunpunten en ver-
bind ze spanningsloos en dusdanig dat er geen krachten op
het pomphuis worden uitgeoefend (zie
fig. 2
).
Zorg voor een aftapmogelijkheid van de pomp zonder het
gehele systeem te behoeven te legen.
Installeer op een juiste wijze compensatoren voor demping van
expansie of geluidsreductie.
Draai de contrakoppeling of flenzen in de
draadaansluiting
(ISO 228) en gebruik daarbij een geschikt afdichtmiddel.
Draai de leidingen of koppelingen uitsluitend dusdanig vast dat
er een goede afdichting ontstaat. Te vast aandraaien kan scha-
de aan de pomp veroorzaken.
Zorg dat bij
flensaansluitingen
de pakkingen niet in de leidin-
gen verzakken of de doorgang blokkeren.
4.1. Zuigleiding
Wanneer de pomp boven het vloeistofniveau geplaatst is
(zuigsituatie -
fig. 2A
), monteer een voetklep met zuigkorf, wel-
ke te allen tijde ondergedompeld dient te zijn.
De zuigleiding dient perfect luchtdicht en oplopend naar de
pomp aangesloten te zijn om luchtzakken te voorkomen.
Wanneer het vloeistofniveau aan zuigzijde boven de pomp
staat
(toeloopsituatie -
fig. 2B
), monteer een terugslagklep.
Volg de lokale verordeningen als de pomp als drukverhogings-
pomp in het (drink)waterleidingnet wordt toepast.
Monteer een filter of korf in de zuigleiding om te voorko-
men dat vaste delen de pomp binnen-treden.
3.93.305
20
Fig. 1
Heffen van de pomp.
3.93.125
5
1
5
1
7
5
4
7
2
5
3
6
B
A
1. Terugslagklep
2. Voetklep
3. Terugslagklep
4. Bypasklep
5. Schuifafsluiter
6. Drukmeter
7. Steunen voor
leidingen
Fig. 2 Systeemdiagram
A= zuigsituatie
B= toeloopsituatie