Nederlands - 3
Let op de netspanning: De spanning van de
stroombron moet overeenkomen met de gege-
vens op het typeplaatje. Met 230 V aangeduide
machines kunnen ook worden gebruikt met een
spanning van 220 V.
In- en uitschakelen
Wanneer u de machine wilt inschakelen, duwt u
de aan/uit-schakelaar 4 naar voren.
Wanneer u de machine wilt uitschakelen, duwt u
de aan/uit-schakelaar 4 naar achteren.
Keuze van het aantal slagen
(GST 85 PE/GST 85 PAE/GST 2000)
Met het stelwieltje 2 kan het vereiste aantal sla-
gen (ook tijdens de werkzaamheden) worden in-
gesteld.
1 – 2 = klein aantal slagen
3 – 4 = gemiddeld aantal slagen
5 – 6 = groot aantal slagen
Het vereiste aantal slagen is afhankelijk van het
materiaal en de werkomstandigheiden en kan
proefsgewijs worden vastgesteld.
Na langdurige werkzaamheden met een klein
aantal slagen de machine om af te koelen ca.
3 minuten onbelast en met een maximaal aantal
slagen laten draaien.
Bescherming tegen aanraken
De op het huis aangebrachte bescherming tegen
aanraken 13 voorkomt onbedoeld aanraken van
het zaagblad tijdens de werkzaamheden en mag
niet worden verwijderd.
Spanenblaasvoorziening
De spanenblaasvoorziening voert een lucht-
stroom naar het zaagblad. Deze voorkomt dat de
zaaglijn tijdens de werkzaamheden door spanen
wordt bedekt. Met de schakelaar 6 kan de lucht-
stroom in drie standen worden ingesteld:
Spanenblaasstand I:
Zacht blazen voor werkzaamheden
in metaal en gebruik van koel- en
smeervloeistof.
Spanenblaasstand II:
Matig blazen voor werkzaamheden
in materiaal met geringe spaanaf-
name zoals hardhout.
Spanenblaasstand III:
Hard blazen voor werkzaamheden
in materiaal met grote spaanaf-
name zoals zachthout en kunststof.
Dankzij de in vier standen instelbare pendelbe-
weging kunnen zaagsnelheid, zaagcapaciteit en
zaagbeeld optimaal worden aangepast aan het te
bewerken materiaal.
De pendelbeweging kan met de instelhendel 7 in
vier standen worden ingesteld. De omschakeling
kan plaatsvinden terwijl de machine loopt:
Stand 0:
Geen pendelbeweging
Stand I:
Kleine pendelbeweging
Stand II:
Gemiddelde pendelbeweging
Stand III:
Grote pendelbeweging
Ga als volgt te werk:
– Hoe fijner en schoner de zaagrand moet wor-
den, hoe kleiner de pendelbeweging moet
worden ingesteld, of deze moet eventueel wor-
den uitgeschakeld.
– Schakel de pendelbeweging uit bij de bewer-
king van dunne materialen zoals metaalplaat.
– Werk met een kleine pendelbeweging in harde
materialen zoals staal.
– Werk met maximale pendelbeweging in zachte
materialen en bij zaagwerkzaamheden in de
richting van de houtnerf.
De optimale instelling kan proefsgewijs worden
gevonden.
Ingebruikneming
Pendelbeweging instellen
44 • 2 609 931 878 • TMS • 26.09.02