Nederlands |
57
Bosch Power Tools
1 619 929 J79 | (23.11.11)
– Draai de vleugelschroef op de diepteaanslag
14
zodanig
dat de diepteaanslag
15
vrij kan bewegen.
– Duw de ontgrendelingshendel
22
omlaag en geleid de bo-
venfrees langzaam omlaag tot de frees
7
het werkstukop-
pervlak raakt. Laat de ontgrendelingshendel
22
weer los
om deze invaldiepte vast te zetten.
– Duw de diepteaanslag
15
omlaag tot deze de standenaan-
slag
10
raakt. Zet de schuif met de indexmarkering
16
op
stand „0” van de freesdiepteschaalverdeling
18
.
– Stel de diepteaanslag
15
op de gewenste freesdiepte en
draai de vleugelschroef op de diepteaanslag
14
vast. Let
erop dat u de schuif met de indexmarkering
16
niet meer
verstelt.
– Druk op de ontgrendelingshendel
22
en geleid de bovenf-
rees naar de bovenste stand.
Bij grotere freesdiepten dient u een aantal bewerkingsstap-
pen met telkens een geringe spaanafname uit te voeren. Met
behulp van de standenaanslag
10
kunt u de freesbewerking in
verschillende fasen verdelen. Stel daarvoor de gewenste
freesdiepte met de laagste stand van de standenaanslag in en
kies voor de eerste bewerkingsstappen eerst de hoogste
standen. De afstand van de standen kan door het verdraaien
van de instelschroeven
11
veranderd worden.
Na eenmaal proeffrezen kunt u door aan de draaiknop
20
te
draaien de freesdiepte nauwkeurig op de gewenste maat in-
stellen. Draai tegen de wijzers van de klok in om de freesdiep-
te te vergroten. Draai met de wijzers van de klok mee om de
freesdiepte te verkleinen. De schaalverdeling
19
dient daar-
bij ter oriëntatie. Een slag komt overeen met een verstelweg
van 2,0 mm. Een maatstreepje op de bovenrand van de
schaalverdeling
19
komt overeen met een verandering van de
verstelweg met 0,1 mm. De maximale verstelweg bedraagt
±
8 mm.
Voorbeeld:
De gewenste freesdiepte moet 10,0 mm zijn. Het
proeffrezen leverde een freesdiepte van 9,6 mm op.
– Til de bovenfrees op leg bijvoorbeeld een stuk resthout on-
der de glijplaat
9
, zodat de frees
7
bij het omlaag bewegen
het werkstuk niet raakt. Duw de ontgrendelingshendel
22
omlaag en geleid de bovenfrees langzaam omlaag tot de
diepteaanslag
15
de standenaanslag
10
raakt.
– Draai de schaalverdeling
19
op „0” en draai de vleugel-
schroef
14
los.
– Draai de draaknop
20
0,4 mm/4 maatstreepjes (verschil
tussen gewenste en werkelijke waarde) in de richting van
de wijzers van de klok en draai de vleugelschroef
14
vast.
– Controleer de gekozen freesdiepte door nogmaals proef-
frezen.
Verander na het instellen van de freesdiepte de positie van de
schuif
16
op de diepteaanslag
15
niet meer, zodat u altijd de
freesdiepte van het moment op de schaalverdling
18
kunt af-
lezen.
Tips voor de werkzaamheden
f
Bescherm frezen tegen schokken en stoten.
Freesrichting en freesbewerking (zie afbeelding E)
f
De freesbewerking moet altijd tegen de draairichting
van het freesgereedschap 7 in plaatsvinden (tegenlo-
pend). Bij het frezen met de draairichting mee (gelij-
klopend frezen) kan het elektrische gereedschap uit
uw hand worden getrokken.
– Stel de gewenste freesdiepte in. Zie het gedeelte „Frees-
diepte instellen”.
– Zet het elektrische gereedschap met gemonteerd freesge-
reedschap op het te bewerken werkstuk en schakel het
elektrische gereedschap in.
– Duw de ontgrendelingshendel
22
omlaag en geleid de bo-
venfrees langzaam omlaag tot de ingestelde freesdiepte
bereikt is. Laat de ontgrendelingshendel
22
weer los om
deze invaldiepte vast te zetten.
– Voer de freesbewerking met een gelijkmatige voorwaartse
beweging uit.
– Geleid na beëindiging van de freesbewerking de bovenf-
rees in de bovenste stand terug.
– Schakel het elektrische gereedschap uit.
Frezen met hulpgeleider (zie afbeelding F)
Voor het bewerken van grote werkstukken of bij het frezen
van groeven kunt u een plank of een plint als hulpgeleider op
het werkstuk bevestigen en de bovenfrees langs de hulpgelei-
der bewegen. Geleid de bovenfrees aan de afgevlakte zijde
van de glijplaat langs de hulpgeleider.
Kanten- en vormfrezen
Bij het kanten- en vormfrezen zonder parallelgeleider moet
het freesgereedschap zijn voorzien van een pen of lager.
– Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap van op-
zij naar het werkstuk tot de pen of het lager van het frees-
gereedschap tegen de te bewerken rand van het werkstuk
ligt.
– Geleid het elektrische gereedschap met beide handen
langs de rand van het werkstuk. Let er daarbij op dat het
gereedschap onder de juiste hoek op het werkstuk ligt. Te
sterke druk kan de rand van het werkstuk beschadigen.
Frezen met parallelgeleider (zie afbeelding G)
Duw de parallelgeleider
29
met de geleidingsstangen
30
in de
voetplaat
12
en draai deze met de vleugelschroeven
5
over-
eenkomstig de vereiste maat vast. Met de vleugelschroeven
31
en
32
kunt u de parallelgeleider bovendien in de lengte in-
stellen.
Met de draaiknop
33
kunt u na het losdraaien van beide vleu-
gelschroeven
31
de lengte fijn instellen. Een slag komt daarbij
overeen met een verstelweg van 2,0 mm. Een van de maats-
treepjes op de draaiknop
33
komt overeen met een verande-
ring van de verstelweg van 0,1 mm.
Met de aanslagrail
34
kunt u het effectieve aanlegvlak van de
parallelgeleider veranderen.
Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap met gelijk-
matige voorwaartse beweging en zijwaartse druk op de paral-
lelgeleider langs de rand van het werkstuk.
Bij het frezen met de parallelgeleider
29
moet de afzuiging
van stof en spanen plaatsvinden via de speciale afzuigadapter
35
. De afzuigadapter
27
kan gemonteerd blijven.
Frezen met freescirkel (zie afbeelding H)
Voor ronde freeswerkzaamheden kunt u de freescirkel/gelei-
derrailadapter
36
gebruiken. Monteer de freescirkel zoals op
de afbeelding getoond.
OBJ_BUCH-203-004.book Page 57 Wednesday, November 23, 2011 9:50 AM