Nederlands–7
1 609 929 F53 • (04.07) T
In de software worden alle gevonden
DLE 150 Connect-apparaten weergege-
ven. Ter onderscheiding van de appara-
ten dienen de laatste zes cijfers van het
serienummer, dat per apparaat verschilt.
Het serienummer
21
staat op het type-
plaatje aan de onderzijde van het appa-
raat.
5. Selecteer het gewenste apparaat aan de hand van het serienummer in
de lijst en markeer het. Bevestig uw keuze door op de toets „OK” te
klikken.
Als u opnieuw naar beschikbare apparaten wilt zoeken, klikt u op de
toets „Zoeken”.
Als een DLE 150 Connect is geselec-
teerd en de selectie is bevestigd, wordt
de verbinding met dit apparaat tot stand
gebracht (indicatie „DLE 150 Connect
wordt verbonden”). Daarna wordt de
hiernaast afgebeelde indicatie met het
serienummer van de verbonden DLE 150
Connect weergegeven. De PC of PDA is
nu gereed voor de ontvangst van meet-
waarden.
De keuzestappen 4 en 5 worden overgeslagen als bij het starten van de
software op de PC of PDA de laatst verbonden DLE 150 Connect zich
binnen het bereik bevindt.
Software „BOSCH DLE 150” afsluiten
Als u de software wilt afsluiten, kiest u in de
menubalk in het menu „Bestand” de menu-
optie „Afsluiten”. Daarmee wordt ook de
draadloze verbinding onderbroken.
Het apparaat meet vanaf de achterzijde van het apparaat.
–
De ontvangstlens en de uitgang van de laserstraal mogen bij een me-
ting niet zijn afgedekt.
–
Voor de draadloze verbinding hoeft er geen zichtcontact tussen de
DLE 150 Connect en de PC of de PDA te bestaan. Obstakels voor
een draadloze verbinding (zoals muren van gewapend beton) vermin-
deren echter het bereik.
–
De DLE 150 Connect mag tijdens de meting niet worden bewogen
(uitzondering: functies duur-, minimum- en maximummeting). Plaats
het apparaat daarvoor indien mogelijk op de meetpunten.
Tips voor de werkzaamheden
4.
6.
www.geooptic.ru