Nederlands–6
1 609 929 F17 • (04.05) T
Werkzaamheden met de meetplaat
Met de meetplaat
25
kan de laserstraal op de vloer of
de laserhoogte op de muur worden overgebracht.
Met het nulveld en de schaalverdeling kan de verplaat-
sing ten opzichte van de gewenste hoogte worden ge-
meten en op een andere plaats weer worden aangete-
kend. Daarmee vervalt het nauwkeurig instellen van
het apparaat op de over te brengen hoogte.
➨
Gebruik altijd alleen het midden van de laserpunt
voor het markeren, omdat de grootte van de punt
verandert met de afstand.
De meetplaat heeft een reflecterende laag voor een
betere zichtbaarheid van de laserstraal op een grotere
afstand of bij fel zonlicht.
De helderheidversterking is alleen vanuit het apparaat
zichtbaar. Kijk daarom met het oog langs de laser-
straal naar de te meten plaats (meetplaat).
Meetlat (toebehoren)
Voor werkzaamheden buitenshuis, het controleren
van egaliteit of het aantekenen van verval wordt het
gebruik van de meetlat
22
samen met de ontvanger
28
geadviseerd.
Op de meetlat
22
(toebehoren) is aan de bovenzijde
een relatieve millimeterschaalverdeling (±50 cm) aan-
gegeven.
De bijbehorende nulhoogte (90–210 cm) kan aan de
onderzijde worden ingesteld. Daarmee kunnen afwij-
kingen van de gewenste hoogte rechtstreeks worden
afgelezen.
Laserbril
De laserbril filtert het omgevingslicht. Daardoor schijnt
het rode licht van de laser voor het oog helderder.
■
De laserbril (toebehoren) is geen beschermingsbril
tegen laserstralen. Gebruik de bril niet als bescher-
mingsbril tegen zonnestralen en niet in het verkeer.
Werkzaamheden met statief (toebehoren)
Het apparaat heeft twee 5/8"-statiefopnames
10
, een
voor horizontaal gebruik en een voor verticaal gebruik.
Bij een statief
27
met millimeterschaalverdeling kan het
hoogteverschil rechtstreeks worden ingesteld.
Gebruik met muurhouder (toebehoren)
Voor werkzaamheden boven de uittrekhoogte van sta-
tieven kan het apparaat worden gebruikt met een
muurhouder
24
. Bevestig de muurhouder
24
aan de
muur.
Meterlijn of hoogtepunt overbrengen
Plaats het apparaat in de horizontale stand op een ste-
vige ondergrond of gebruik het statief
27
.
Werkzaamheden met statief: Stel de laserstraal af op
de gewenste hoogte. Kies de rotatiefunctie of breng in
de puntfunctie de hoogte over door de rotatiekop
13
handmatig te draaien.
Werkzaamheden zonder statief: Meet het hoogtever-
schil tussen de laserstraal en de hoogtelijn bij het refe-
rentiepunt met behulp van de meetplaat
25
. Draai de
rotatiekop
13
naar de plaats van het doel en breng het
gemeten hoogteverschil over.
Parallelle uitrichting
Als u rechte hoeken wilt aantekenen of tussenmuren
wilt uitrichten, moet de laserstraal parallel, dus op de-
zelfde afstand tot een referentielijn (muur of uitzettings-
voeg) worden uitgericht.
Stel het apparaat daarvoor verticaal op en plaats het
zo dat de straal ongeveer parallel aan de referentielijn
loopt.
Meet voor de nauwkeurige positionering de afstand
tussen laserstraal en muur met de meetplaat
25
vlakbij
het apparaat. Meet vervolgens de afstand tussen la-
serstraal en muur opnieuw op een grote afstand van
het apparaat. Stel de laserstraal met de richtingtoet-
sen rechts
19
en links
18
zo in, dat deze dezelfde af-
stand tot de muur heeft als bij de meting vlakbij het ap-
paraat.
Tips voor de werkzaamheden
Werkvoorbeelden
A
B
C
bl130i_bu_1609929F17_t.fm Seite 6 Montag, 21. April 2008 4:22 16