
42
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
OPLADEN
Acc
X
's opladen die op
K
et voert
X
ig
]
i
M
n aangesloten.
1. Voordat u met opladen begint, controleert u of de stroomkabel van het elektriciteitsnet is gekoppeld.
2. Zoek de pool die overeenstemt met de massa van het voertuig. Over het algemeen is die op de negatieve klem aangesloten.
3. Een accu opladen met de negatieve klem op de massa van het voertuig aangesloten.
• Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de positieve pool (+) van de accu.
• Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de massa van het voertuig, ver van de accu en de
brandsto
À
eiding
4. Een accu opladen met de positieve klem op de massa van het voertuig aangesloten.
• Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de negatieve pool (-) van de accu.
• Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de massa van het voertuig, ver van de accu en de
brandsto
À
eiding
Acc
X
's opladen die niet op een voert
X
ig
]
i
M
n aangesloten
1. Voordat u met opladen begint, controleert u of de stroomkabel van het elektriciteitsnet is gekoppeld.
2. Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de positieve pool (+) van de accu.
3. Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de negatieve pool (-) van de accu.
LET OP Controleer o
I
beide
N
lemmen van de
X
itgangsgeleiders goed contact
K
ebben met de bi
M
be
K
orende
N
lemmen.
DE ACCULADER GEBRUIKEN
1. Zodra de kabels van de uitgangsgeleiders op de accu zijn aangesloten, doet u de stroomkabel van het apparaat in het
stopcontact. Controleer of de spanning overeenkomt met de nominale spanning van de acculader (230V-50Hz); nu geeft het
apparaat gedurende een 0,5 seconde een geluidssignaal af en gaan alle controlelampjes op het bedieningspaneel gedurende
2 seconden branden; tijdens deze fase geeft het display “- - - -” weer.
2. De acculader con
¿
gureert zich op de “stand-by” stand, bijvoorbeeld: led ON brandt, led
:
ET brandt, led CHARGE 5-50Ah
brandt. Het branden van de leds verandert afhankelijk van het laatst opgeslagen programma. (Zie par. “De oplaadcycli
opslaan”).
3. Stel nu met de acculader op de “stand-by” stand met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel de oplaadparameters
in die geschikt zijn voor het type accu dat moet worden opgeladen. De gekozen oplaadparameters worden weergegeven door
het branden van de bijbehorende led.
Instelbare oplaadparameters
• Function toets: (zie par. A -Bedrijfsmodi: “Function”) afhankelijk van de werkcyclus kiest u:
- Flash, Charge of Recovery.
• Amperage toets: (zie par. B - Voedingsmodus en opladen: “Amperage”)
Afhankelijk van de voedingsstroom die nodig is om de spanning van de accu te ondersteunen tijdens de
herprogrammeringswerkzaamheden kunnen vier verschillende voedingsstromen worden gekozen:
Als we de FLASH functie kiezen, kunnen we kiezen uit:
- Flash 5A: de acculader levert constant 5A
- Flash 15A: de acculader levert constant 15A
- Flash 30A: de acculader levert constant 30A
- Flash 50A: de acculader levert constant 50A
Als we de CHARGE functie kiezen: afhankelijk van het accuvermogen kiest u:
- Accuvermogen 5Ah/50Ah: accu's van 5Ah tot 50Ah opladen
- Accuvermogen 50Ah/150Ah: accu's van 50Ah tot 150Ah opladen
- Accuvermogen 150Ah/300Ah: accu's van 150Ah tot 300Ah opladen
- Accuvermogen 300Ah/500Ah: accu's van 300Ah tot 500Ah opladen