03/ 2011
BENNING MM 11
115
Meetbereik
Nauwkeurigheid van de meting
Beveiliging tegen overbelasting
- 328 °F
~
212 °F
± (0,1 % meet 12 °F)
600 V
eff
212 °F
~
2192 °F
± (0,1 % meet 6 °F)
600 V
eff
7.13. Peak Hold
Meetbereik: mV, V, mA, A.
Koppelingssoort: AC, DC.
In de Peak-Hold functie (opslag in het geheugen van piekwaardes) moet ten
aanzien van de gespecificeerde nauwkeurigheid rekening worden gehouden
met een afwijking.
+ (± 0,7% + 20 digits) voor aangegeven waardes van 20 % - 100 % van de
eindwaarde van het meetbereik, minimale impulsbreedte: 0,5 ms
+ (± 0,7% + 30 digits) voor aangegeven waardes van 50 % - 100 % van de
eindwaarde van het meetbereik in het 2 V – meetbereik.
8. Meten met de BENNING MM 11
8.1 Voorbereiden van de metingen.
Gebruik en bewaar de BENNING MM 11 uitsluitend bij de aangegeven werk- en
opslagtemperaturen. Niet blootstellen aan direct zonlicht.
- Controleer de gegevens op de veiligheidsmeetsnoeren ten aanzien van
nominale spanning en stroom. Origineel met de BENNING MM 11 meege-
leverde snoersets voldoen aan de te stellen eisen.
- Controleer de isolatie van de veiligheidsmeetsnoeren. Beschadigde meets-
noeren direct verwijderen.
- Veiligheidsmeetsnoeren testen op correcte doorgang. Indien de ader in het
snoer onderbroken is, het meetsnoer direct verwijderen.
- Voor dat met de draaischakelaar
een andere functie wordt gekozen, die-
nen de meetsnoeren van het meetpunt te worden afgenomen.
- Storingsbronnen in de omgeving van de BENNING MM 11 kunnen leiden tot
instabiele aanduiding en/of meetfouten.
8.2 Spannings- en stroommeting
Let op de maximale spanning t.o.v. aarde.
Gevaarlijke spanning.
De hoogste spanning die aan de contactbussen:
- COM-bus
- Bus voor V, Ω, Hz, °C,
- Contactbus voor µA-bereik
en de
- Contactbus voor 10 A-bereik
van de BENNING MM 11 ligt t.o.v. aarde, mag maximaal 1000 V zijn.
Gevaarlijke spanning:
Spanning in het circuit bij stroommeting maximaal 600 V. Bij
smelten van de zekering boven 600 V kan het apparaat worden
beschadigd. Een beschadigd apparaat kan onder spanning
komen te staan.
8.2.1 Spanningsmeting
-
Kies met de draaiknop
de gewenste instelling (V) van de BENNING MM 11.
- Kies met de blauwe toets
van de BENNING MM 11 de te meten span-
ningssoort, gelijk- (DC) of wisselspanning (AC).
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus
van
de BENNING MM 11.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus
V, Ω, Hz, °C,
van de BENNING MM 11.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display
van de
BENNING MM 11.
Zie fig. 2:
meten van gelijkspanning
Zie fig. 3:
meten van wisselspanning
8.2.2 Stroommeting
- Kies met de draaiknop
het gewenste bereik en instelling (mA of A) van de
BENNING MM 11.
- Kies met de blauwe toets
van de BENNING MM 11 de te meten strooms-
oort, gelijk- (DC) of wisselstroom (AC).
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus
van
de BENNING MM 11.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus µA-bereik