14
3. HOOFDTOEPASSINGEN - SMART SENSOR
TM
(spanningvoerend)
Opmerking: De LAGE signaalprecisiemodus kan
worden gebruikt om het signaalniveau dat door
de zender wordt gegenereerd, te beperken om de
draadlocatie nauwkeuriger te kunnen vaststellen.
Een lagere signaalniveau vermindert het koppelen
met aangrenzende draden en metalen objecten en
helpt ons verkeerde aflezingen door valse signalen,
te vermijden. Een lager signaal helpt ons ook om de
oververzadiging van de ontvanger met een krachtig
signaal dat een te groot gebied dekt, te voorkomen.
De LAGE modusfunctie wordt alleen gebruikt voor de
meest veeleisende toepassingen voor het nauwkeurig
zoeken van draden.
3.1 a AT-800-RE gebruiken in spanningvoerende SMART SENSOR
TM
-modus
De
Smart Sensor
TM
zorgt voor gemakkelijker draad zoeken door het tonen van de richting en positie
van de draad en is de aanbevolen methode voor het zoeken van spanningvoerende draden.
Opmerking: De Smart Sensor
TM
werkt niet in spanningsloze circuits; in plaats daarvan moet een tip
sensor worden gebruikt.
AT-8000-RE-ontvanger gebruiken
1. Druk op de Aan/uit-knop om de ontvanger in te schakelen; het laden van het Home-scherm kan
tot 30 seconden duren.
2. Selecteer de
SMART SENSOR
TM
-modus met de richtingspijlen en drukken op de gele ENTER-knop.
3. Houd de ontvanger met de Smart Sensor
TM
naar het doelgebied gericht. Als er een "?" in een
rode schijf knippert op het scherm, is er geen signaal gedetecteerd (afbeelding 3.1d). Plaats de
Smart Sensor
TM
dichter bij het doelgebied tot het signaal is gedetecteerd en u een richtingspijl
ziet. Als er geen signaal is gedetecteerd, verhoogt u de gevoeligheid met de knop "+" op de
ontvanger.*
4. Verplaats de ontvanger in de richting die door de pijl op het scherm is aangeduid (afbeelding
3.1e).
5. Het groene doelsymbool geeft aan dat de ontvanger direct boven de draad is. Als de ontvanger
de draad niet vergrendelt, vermindert u de gevoeligheid met de “-“ op het toetsenblok of stelt
u de zender in om uit te zenden op een LAAG niveau voor nauwkeurig zoeken (afbeelding 3.1f).
6. Druk op ENTER wanneer u klaar bent om terug te keren naar het startscherm.
* Opmerking: Houd de ontvanger voor de beste resultaten minstens 1 m van de zender en zijn
testsnoeren om de signaalstoring te minimaliseren en de resultaten van het zoeken van draden te
verbeteren. Selecteer het "Lange" Smart Sensor
TM
-bereik in het instellingsmenu als u werkt met
draden die zich meer dan 1 m diep zitten.
Afbeelding 3.1d:
Geen signaal gedetecteerd
SMART SENSOR
BEKRACHTIGD
Afbeelding 3.1e:
Draad zit links
SMART SENSOR
BEKRACHTIGD
SLIMME SENSOR
AT-8000-T
TRANSMITTER
HI
LO
KNIPPEREND
Afbeelding 3.1c: Zenderindicator
met signaal in HOGE modus