37
-
De afstandsbediening (zender) en de ontvanger moeten ingesteld worden, zodat ze op elkaar afgesteld
zijn om onderling te kunnen communiceren. Dit gebeurt door de DIP-schakelaars op de ontvanger en
de zender hetzelfde in te stellen.
Opmerking: De DIP-schakelaarassemblage heeft 4 schakelaars waarmee tot 16 verschillende
codecombinaties voor het zenden ingesteld kunnen worden. Dit is praktisch als er meer dan 1
zender/ontvangerpaar lokaal of in dezelfde kamer werkt.
Example DIP Switch Settings -
Voorbeeld instellingen DIP-schakelaars
Receiver - Ontvanger
DIP Switches - DIP-schakelaars
Set to - Ingesteld op
Transmitter - Zender
DIP Switches - DIP-schakelaars
Set to - Ingesteld op
Afb. 2 Dipschakelaar
INSTALLEER DE ONTVANGER :
WAARSCHUWING – HOOGSPANNING
VOORDAT U DE ONTVANGER AANSLUT & CODES WIJZIGT
-
Voor uw eigen veiligheid: de stroom naar het circuit moet afgesloten of uitgeschakeld zijn.
-
Huishoudelijke stroom kan ERNSTIGE LETSELS en zelfs de DOOD veroorzaken.
-
De bedrading moet steeds aan alle plaatselijke en nationale wetten inzake de elektrische
bedrading voldoen.
VOLG DEZE INSTRUCTIES
-
ALS UW PLAFONDVENTILATOR VIA EEN STAAF AAN HET PLAFOND HANGT. VOLG ALLE
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES IN DE HANDLEIDING VAN UW PLAFONDVENTILATOR.
-
DENK EROM DE STROOM UIT TE SCHAKELEN VOORDAT U BEGINT TE WERKEN.
-
DE BEDRADING MOET VOLDOEN AAN DE REGLEMENTERINGEN INZAKE ELEKTRISCHE
BEDRADING.
MAAK DE ELEKTRISCHE VERBINDINGEN (zie afb. 3)
Gebruik de draadmoer van het klemmenblok voor de verbindingen.
1. Schakel de stroom van het werkcircuit uit, of trek de stroomstekker uit.
2. Verwijder de kap van de plafondventilator van de montageconsole.
3. Koppel de bestaande bedrading aan het plafond van het stroomnet af.
4. Verbind de aarddraad (GEEL/GROEN) met de AARDdraad van de stroomtoevoer en controleer de
continuïteit van de volledige aarddraad.
5. Sluit AC IN L van de bedieningseenheid aan op de stroomdraad AC L.
6. Verbind AC IN N van de bedieningseenheid met de d stroomdraad AC N.
7. Verbind de draad TO MOTOR N (naar motor N) van de bedieningseenheid met de ventilatordraad
COM (N).
8. Verbind de draad TO MOTOR L (naar motor L) van de bedieningseenheid met de ventilatordraad
MOTOR (l) van de ventilator.
9. Verbind de draad FOR LIGHT (voor lamp) van de bedieningseenheid met de ventilatordraad
LIGHT(lamp).
10. Druk de aangesloten draden in de aansluitdoos.