
2016
- GEB1602LG59
LUCHTGORDIJNEN
GEBRUIKERS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING
NL - 72.522 -
Met de Auto OFF HAND knop wordt het luchtgordijn ingeschakeld.
Indien na inschakeling alleen de OFF- LED brandt, dan ontbreekt de vrijgave vanuit het GBS systeem (ingang DDC-klemmen 1 + 11 op
de stuureenheid). Pas na vrijgave is het inschakelen van het luchtgordijn mogelijk.
1. Handmatige instelling (HAND)
AAN / UIT toets indrukken tot de HAND- LED brandt.
De gewenste ventilatorstand 0- 5 kan nu met de HOOG / LAAG toetsen ingesteld worden.
Een groene LED geeft de ingestelde ventilatorstand aan.
2. Zomer / Winter instelling
Om het magneetventiel in te schakelen de ZO/WI- toets indrukken.
De gekozen stand wordt door de groene LED naast de toets aangegeven. Na het inschakeling van een ventilatorstand, wordt de winter-
stand met het Ventiel- LED aangegeven.
3. Automatische bediening met deurcontactbesturing (TK0)
AAN / UIT toets indrukken tot de AUTO- LED gaat branden.
Met de HOOG / LAAG toets wordt de gewenste ventilatorstand 1 – 5 gekozen (gele LED). Indien gewenst op Winterstand instellen.
Functie :
Inschakeling van het luchtgordijn door middel van de deurcontactschakelaar in de voorafgekozen ventilatorstand. Het deurcontact dient
tijdens de gehele periode dat de deur geopend is,
gesloten
te zijn. De Zomer / Winter instelling kan ten allen tijde verandert worden.
Met behulp van de DIP-schakelaars, die zich op de stuureenheid bevinden, kan een nalooptijd voor het luchtgordijn ingesteld worden (zie
tabel). De nalooptijd wordt na het inschakelen van het deurcontact weer op de vooringestelde stand teruggezet.
DIP 1
DIP 2
sec
OFF OFF 0
ON OFF 60
OFF ON 120
ON ON 180
4. Automatische bediening met deurcontactbesturing (TK1)
Werking zoals beschreven in punt 3. besturing TK0 met als verschil, dat de ventilator nadat de deur gesloten is en de nalooptijd verstre-
ken is, niet uitgeschakeld wordt, maar o
p stand 1 blijft draaien
. De automatische modus TK0 of TK1 wordt met DIP-schakelaar 4 in het
bedieningspaneel ingesteld.
5. Automatische bediening met deurcontactbesturing en afkoelbeveiliging (TK0 met ruimte-thermostaat)
Bij toepassing van een ruimtethermostaat op klemmen 5 + 15 (optie) kan een afkoelbeveiliging toe-gepast worden. Doorvoor wordt de
ruimtethermostaat op een bepaalde temperatuur ingesteld, die niet onderschreden mag worden (bv. 15 °C).
Functie
:
Indien de afkoelbeveiligingstemperatuur (bv.. 15 °C) onderschreden wordt, draait het luchtgordijn in stand 1 en het magneetventiel (op-
tie) wordt geopend.
Bij bediening van de deurcontactschakelaar (deur gaat open) schakeld het luchtgordijn in de vooraf-gekozen ventilatorstand. Nadat
de deur gesloten is, en nadat de eventueel ingestelde naloop teneinde is, schakeld het luchtgordijn weer in de afkoelbeveiliging tot de
ingestelde temperatuur bereikt is (hier 15 °C).
6. Functie van de DIP-schakelaars in het bedieningspaneel
DIP 4
= ON
Automatische modus TK0
= OFF Automatische modus TK1
DIP 3
= ON Geheugenfunktie aan (bij terug inschakelen gaat het toestel naar de eerdere instelling)
= OFF Geheugenfunktie uit (bij terug inschakelen gaat het toestel naar de basistoestand)
DIP 2
= ON
Ventilator 5- standen
= OFF Ventilator 3- standen
DIP 1
= ON
Ventilator uit = Magneetventiel gesloten
= OFF Ventilator uit = Magneetventil volgens Zomer-Winter instelling
7. Foutmeldingen
Vorstalarm
(klemmen 3 + 13) (optie) wordt met de VORST- LED aangegeven en de OFF- LED knip-pert. Het magneetventiel opend en
de ventilatoren worden uitgeschakeld. Is het vorstgevaar gewe-ken, dan gaat het luchtgordijn weer in de normale toestant werken. Deze
functie heeft voorrang !
Motorbeveiliging
(klemmen 2 + 12) wordt met de knipperende OFF- LED (2 x per seconde) aangedu-id. De ventilatoren worden uitges-
chakeld. Deze melding kan na het oplossen van het probleem (a.u.b. vakman informeren) gereset worden door gelijktijdig de toetsen AB
en ZO / WI- in te drukken.
Beide foutmeldingen worden door een relais op klemmen 8, 9 + 10 aangegeven.
Bedieningspaneel SC.4951