6027B
6/12/24 VOLT
ACCULADER
GEBRUIKSAANWIJZING
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES:
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES:
Deze handleiding bevat belangrijke veiligheidsen bedieningsinstructies voor de acculader die u heeft
gekocht. U kunt deze instructies later nog nodig hebben.
VOORZICHTIG:
Om het risico van blessures te verminderen, laad alleen oplaadbare loodaccu's. Andere soorten accu's kunnen barsten en
persoonlijk letsel en andere schade verzoorzaken.
WAARSCHUWING - RISICO VAN EXPLOSIEF GAS
HET WERKEN IN DE BUURT VAN EEN LOODACCU IS GEVAARLIJK. ACCU'S ONTWIKKELEN EXPLOSIEVE GASSEN TIJDENS NORMAAL
GEBRUIK. DAAROM IS HET UITERST BELANGRIJK DAT U VOOR ELK GEBRUIK VAN UW ACCULADER DEZE HANDLEIDING LEEST EN
DE INSTRUCTIES NAUWKEURIG VOLGT.
Een verlengsnoer moet niet gebruikt worden tenzij het absoluut noodzakelijk is. Het gebruik van een verkeerd verlengsnoer kan een elektrische
schok en brand veroorzaken. Indien een verlengsnoer gebruikt moet worden, zorg er dan voor dat:
a.
Het verlengsnoer moet van een beschermende geleider (geaard) met een minimum doorsnede van 1,5 mm
2
voorzien zijn, volgens de
geldende plaatselijke voorschriften.
b.
Gebruik voor industriële en landbouwtoepassingen uitsluitend door plaatselijke voorschriften voor deze operaties goedgekeurde
verlengsnoeren.
1.
VOORBEREIDING VOOR HET LADEN:
a.
Zorg ervoor dat de ruimte om de accu goed geventileerd is als deze onder lading staat.
b.
Reinig voor het laden de polen.
c.
Indien nodig moet gedestilleerd water bijgevuld worden tot het niveau dat de fabrikant voorschrijft (+ 1 cm boven de platen).
d.
Overtuig u van de spanning van de accu (6 V, 12 V) en zet de spanningsschakelaar van de acculader op de juiste spanning. Indien de
lader een instelbare stroomsterkte heeft, zet deze dan op de laagste waarde, afhankelijk van de capaciteit van de accu.
2.
GELIJKSTROOMVERBINDINGEN
a.
Verbind en verwijder de klemmen alleen als de lader uitgeschakeld (
{
) en de verbinding met het lichtnet verbroken is. De klemmen
mogen nooit met elkaar in aanraking komen.
b.
Bij het bevestigen van de klem op de pool deze een paar keer heen en weer draaien zodat goed contact gemaakt wordt.
3.
INSTRUCTIES VOOR HET AAN/UIT LAMPJE (LED)
4
Bij het aansluiten geeft het aan/uit lampje aan of de verbindingen goed gemaakt zijn. Verbind
de positieve (rode) klem met de positieve (+) pool van de accu. Raak met de knop van de
negatieve (zwarte) klem even de negatieve (-) pool aan. Observeer het AAN/UIT LAMPJE
(LED).
GROEN LICHT:
De eerst gemaakte aansluiting is goed. Maak de tweede verbinding volgens de instructies
van paragraaf 4.
ROOD LICHT:
De eerste aansluiting van de positieve (rode) klem is fout. Sluit de positieve klem aan op de
andere pool en herhaal de test.
ROOD EN GROEN LICHT:
De acculader is aangezet. Zet de acculader af en herhaal de test.
GEEN LICHT:
Controleeer of er geen kortsluiting of onderbroken verbinding is. Maak de accupolen goed
schoon. Herhaal de test. Indien het lampje nog niet brandt, moet met een voltmeter
gecontroleerd worden of de gekozen polariteit in orde is. Sluit vervolgens de klemmen volgens de instructies aan en sla geen acht op het
lampje.
4.
VOLG ONDERSTAANDE STAPPEN VOOR HET CORRECT AANSLUITEN
a.
Controleer de polariteit van de polen. De positieve (POS,P,+) pool heeft een grotere diameter dan de negatieve (NEG,N,-) pool.
b.
Controleer welke pool aan de massa van het voertuig verbonden is. Indien de negatieve pool met de massa verbonden is, (bij practisch
alle voertuigen) zie onder 4c. Wanneer de positieve pool met massa verbonden is, zie onder 4d.
c.
Is de negatieve pool met massa verbonden controleer dat dan voor alle zekerheid met het aan/uit lampje. Zie instructies bij AAN/UIT
LAMPJE. Verbind de positieve (rode) klem met de pool die niet met massa verbonden is. Verbind de negatieve klem (zwart) met
massa uit de buurt van de accu, bijv. het motorblok. De klem niet met de carburator, brandstofleidingen of dunne stukken metaal
verbinden.
d.
Is de positieve pool met massa verbonden controleer dat dan voor alle zekerheid met het aan/uit lampje. Zie instructies bij AAN/UIT
LAMPJE. Verbind de negatieve (zwarte) klem met de pool die niet aan massa verbonden is. Verbind de positieve (rode) klem met
massa uit de buurt van de accu, bijv. het motorblok. De klem niet met de carburator, brandstofleidingen of dunne stukken metaal
verbinden.
e.
Wanneer de lader afgekoppeld moet worden de schakelaar uitzetten.
•
De verbinding met het lichtnet verbreken "
{
".
•
De klem van massa en vervolgens de klem van de andere pool verwijderen.