
50
Foutdiagnose
Bij een correcte bedrading en voedingsspanning mag enkel de LED
„Power“
groen len naargelang
de instelling de LED Aux. Relay oranje oplichten. Als een van de andere LEDs oplicht, zit er een fout
in het systeem die met behulp van de LEDs gevonden kan worden.
LED
Fout
Foutoplossing
LEDs lichten
niet op
Voerdingsspanning mist, aan
lage, of verbonden verkeerd
Aansluitingen en voedingsspanning controleren:
230 V (115 V) 50/60 Hz aan klemmen
A1,A2
of
24 V AC/DC aan klemmen
B1,B2.
Tolerantiebereik: ±10%
LED CH1 resp.
CH2 licht perma-
nent geel op
Signaalgever 1 resp. 2 verkeerd
aangesloten, bediend of defect
Aansluitingen, bedrading en toevoerleidingen van de
signaalgever op kortsluiting controleren (klemmende
of afgebroken toevoerleidingen enz.). Signaalgever
controleren.
[1]
LED CH1 resp.
CH2 licht perma-
nent rood op
Signaalgever 1 resp. 2 verkeerd
aangesloten, onderbroken of
defect
Aansluitingen, bedrading en toevoerleidingen van de
signaalgever voor onderbreking controleren (verpletterde
kabels, brosse kabels enz.). Signaalgever controleren.
[1]
LED CH1 resp. CH2
licht permanent
geel of rood op
Vrijgave manuele reset ontbreekt Modus, resettaster, bedrading en toevoerleiding contro-
leren.
[2]
LED Testing licht
permanent oranje
op
Test met fouten
DIP-schuifschakelaar S1 controleren. Testsignaal van de
bijbehorende programma/besturing aanpassen of contro-
leren en DIP-schuifschakelaar juist schakelen.
[3]
Schakelunit SK 35
[1]
Als de fout niet bij de bedrading ligt, kan de elektronische werking gecontroleerd worden
door een weerstand van 8,2 kO aan te sluiten op de overeenkomstige ingang
X1, X2
resp.
Y1, Y2
van de schakelunit. Als de elektronica daarna perfect werkt, moeten de signaal-
gevers met een weerstandsmeter getest worden. Hiervoor moet de verbinding van de
signaalgever naar de schakelunit losgemaakt en met een weerstandsmeter verbonden
worden. Bij een niet-geactiveerde signaalgever moet de weerstand 8,2 k
Ω
± 100
Ω
bedra-
gen. Als de signaalgever geactiveerd is, mag de weerstand niet meer dan 500
Ω
bedragen.
[3]
De test van het beveiligingssysteem moet door het bijbehorende besturingssysteem gecoördi-
neerd worden en overeenkomstig de in deze documentatie aangegeven technische gegevens
geïnterpreteerd worden. Indien de test ondanks passende instellingen niet correct verloopt, is
de schakelunit defect.
[2]
De test van het beveiligingssysteem moet door het bijbehorende besturingssysteem gecoördi-
neerd worden en overeenkomstig de in deze documentatie aangegeven technische gegevens
geïnterpreteerd worden. Indien de test ondanks passende instellingen niet correct verloopt, is
de schakelunit defect.
Ne
th
er
lan
ds