In gebruik nemen
40
1. Rookmelders van de behuizingssokkel losmaken door tegen de wijzers van de klok in
te draaien. Boorgaten door de behuizingssokkel markeren.
2. De vereiste boringen en pluggen aanbrengen en meldersokkel vastschroeven.
3. Batterij plaatsen (zie afbeelding
) en rookmelder door draaien met de wijzers van de
klok mee aan de meldersokkel bevestigen. De melder is uitgerust met een
veiligheidsvoorziening, die het aanbrengen van de melder zonder batterij verhindert.
4. Wanneer de rookmelder niet op de behuizingssokkel kan worden bevestigd:
controleren of de batterij juist is geplaatst en aangesloten.
Ingebruikname en werkingscontrole (test)
De rookmelder is bedrijfsklaar zodra de batterij is geplaatst.
Onder de behuizingsdeksel bevindt zich een controlelamp, die elke 47 seconden
knippert en aangeeft dat de batterij juist is geplaatst en genoeg stroom levert om een
alarm te activeren.
Controleer regelmatig de werking van de melder: druk (ca. 5 seconden) op het
onderste segment van de behuizingsdeksel. Als het signaal klinkt, dan werkt het
apparaat zoals voorgeschreven en kan worden bevestigd.
Alternatief kan voor het testen van de rookmelder de bij ABUS beschikbare
Testspray RM worden gebruikt. Als de Testspray RM in de detectiekamer komt, dan
klinkt de alarmtoon en de werking van de rookmelder wordt getest.
Vervangen van de batterij
Als de batterij zwak is, dan zend de rookmelder een maal per minuut een
pieptoon (gedurende ca. 30 dagen), die eraan herinnert, dat de batterij moet
worden vervangen.
Als dit signaal klinkt moet de batterij worden vervangen.
De rookmelder blijft in deze periode echter volledig functioneren.
Na het vervangen van de batterij moet de rookmelder altijd worden gecontroleerd.
Voer daarom een werkingscontrole uit zoals hierboven beschreven.
Opmerking:
Om een lange levensduur en een zeker bedrijf te garanderen, adviseren wij het
gebruik van de volgende hoogwaardige batterijen:
HSRM 10000: alkaline 9 V blokbatterij
HSRM 11000: Ultralife U9VL-J
Alarmering resp. foutmelding
Als de alarmdrempel wordt overschreden, klinkt er een luid alarm.
Het alarm blijft geactiveerd, zolang zich rook in de detectiekamer bevindt.
Het alarm wordt pas weer uitgeschakeld als de detectiekamer rookvrij is.