13
NL
AANWIJZINGEN
●
Gebruik alleen GLUCOFIX
®
TECH Control controlevloeistoffen (apart
geleverd) om uw meter en GLUCOFIX
®
TECH Sensor te testen. Gebruik
geen andere controlevloeistoffen omdat dit kan leiden tot onnauwkeurige
resultaten.
●
Gebruik de GLUCOFIX
®
TECH Ket Control controlevloeistoffen niet voor
het testen van GLUCOFIX
®
TECH Sensor teststrips: dit zou verkeerde
resultaten geven.
LET OP
●
Gebruik de controlevloeistoffen niet na hun vervaldatum. De
vervaldatum is op het controlevloeistofflesje aangegeven naast het
symbool.
●
Voor nauwkeurige testresultaten de meter, teststrips en controlevloeistof
ten minste 30 minuten aan de omgeving laten acclimatiseren alvorens
de controletest uit te voeren:
- temperatuur: 5 tot 45 °C (41 tot 113 °F);
- luchtvochtigheid: 20 tot 90% RH.
●
Gebruik de controlevloeistoffen niet als 3 maanden of meer zijn
verstreken sinds het flesje voor het eerst werd geopend.
●
Drink de controlevloeistof niet. Deze is niet voor menselijke consumptie
bestemd.
●
Vermijd contact van de vloeistof met de huid en de ogen aangezien dit
ontstekingen kan veroorzaken.
Ga als volgt te werk om een glucose-controlevloeistoftest uit te voeren:
1. Schuif een nieuwe GLUCOFIX
®
TECH Sensor teststrip in de teststripopening.
Het druppelsymbool begint te knipperen op het display en het
glucosesymbool “Glu” verschijnt in de linker onderhoek van het display.
Indien er niets op het display verschijnt, verwijder de teststrip dan, schuif
hem opnieuw in de opening en wacht tot het druppelsymbool gaat knipperen.
2. Schakel de CTL-modus in (§2.1).
4. Meten v
an uw bloedglucosewaar
de