SET MENU
53
GE
A
V
AN
CEER
DE
BE
DIE
N
IN
G
Ne
d
e
rl
a
n
ds
Met behulp van het SET MENU (instelmenu) kunt u allerlei systeeminstellingen wijzigen en kunt u de manier waarop
het toestel werkt aanpassen aan uw voorkeuren. Verander de begininstellingen (hieronder vet gedrukt aangeduid) op basis
van uw specifieke systeem en uw voorkeuren.
■
AUTO SETUP
Hiermee kunt u opgeven welke luidspreker-instellingen de automatische setup zal verrichten en kunt u de automatische
setup in werking stellen (zie bladzijde 24).
■
MANUAL SETUP
Hiermee kunt u met de hand de luidspreker- en systeeminstellingen wijzigen.
1 SOUND MENU
Hiermee kunt u met de hand alle luidspreker-instellingen wijzigen, de kwaliteit en de toonkleur van de weergave van uw
systeem aanpassen of compenseren voor eventueel vertraagde videoweergave bij gebruik van LCD monitoren of
projectoren.
y
De meeste instellingen in het SOUND MENU worden automatisch uitgevoerd wanneer u de automatische setup (zie bladzijde 24) doet.
U kunt het SOUND MENU gebruiken voor verdere instellingen, maar we raden u aan om toch eerst de automatische setup te doen
.
2 INPUT MENU
Via dit menu kunt u digitale in-/uitgangen opnieuw toewijzen, de ingangsfunctie selecteren en uw signaalbronnen nieuwe
namen geven.
SET MENU
Onderdeel
Kenmerken
Bladzijde
A)SPEAKER SET
Selecteren van de afmetingen van de luidsprekers, de luidsprekers voor weergave van lage tonen
en de crossover frequentie.
B)SPEAKER LEVEL
Instellen van het uitgangsniveau van elke luidspreker.
C)SP DISTANCE
Instellen van de vertraging voor elke luidspreker.
D)EQUALIZER
Instellen van de klankkleur (toon) van de midden-luidspreker.
E)LFE LEVEL
Instellen van het uitgangsniveau van het LFE kanaal bij Dolby Digital of DTS signalen.
F)DYNAMIC RANGE
Instellen van het dynamisch bereik bij Dolby Digital of DTS signalen.
G)AUDIO SET
Aanpassen van de volume-afname bij de MUTE functie, de audiovertraging en de instelling voor
het passeren van de toonregeling.
Onderdeel
Kenmerken
Bladzijde
A)I/O ASSIGNMENT
Toewijzen van aansluitingen aan de daarmee verbonden componenten.
B)INPUT MODE
Selecteren van de begininstelling van de ingangsfunctie voor de signaalbron.
C)INPUT RENAME
Hiermee kunt u een signaalbron een andere naam geven.
D)VOLUME TRIM
Instellen van het uitgangsniveau van elke aansluiting.