72
73
Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat, b.v. op beschadigingen aan de
netkabel en de behuizing.
Kan men ervan uitgaan, dat een werking zonder gevaar niet meer mogelijk is, zet het apparaat
dan uit en beveilig het tegen onbedoeld gebruik. Neem de stekker uit het stopcontact!
Men kan ervan uitgaan dat een werking zonder gevaar niet meer mogelijk is wanneer:
› het apparaat of het netsnoer zichtbaar beschadigd is
› het apparaat niet meer functioneert
› het apparaat gedurende langere tijd onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen of
› na zware transportbelastingen
Neem altijd de volgende veiligheidsinstructies in acht, vóórdat u het apparaat schoonmaakt of
onderhoudt:
Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen kunnen elementen
worden blootgelegd die onder spanning staan.
Daarom moet het apparaat vóór onderhoud of reparatie losgekoppeld worden van
alle spanningsbronnen.
Condensatoren in het product kunnen nog onder spanning staan, zelfs wanneer het
product van alle spanningsbronnen losgekoppeld werd.
Het product mag alleen door een vakman gerepareerd worden die vertrouwd is met
de daarmee verbonden gevaren en de daarvoor geldende voorschriften.
Reiniging
De buitenkant van het apparaat mag alleen met een zachte, droge doek of kwast worden gerei-
nigd. Gebruik in geen geval agressieve reinigingsmiddelen of chemische oplossingen, omdat dit
de behuizing aantast of de werking nadelig zou kunnen beïnvloeden.
Verwijderen
Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalin-
gen voor afvalverwerking inleveren.
Hoofdstuck 8
Verhelpen van storingen
Hoofdstuck 7
Onderhoud
7
Onderhoud
U heeft met dit apparaat een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der techniek is
ontwikkeld en veilig is in het gebruik. Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Daarom wordt hieronder beschreven, hoe eventuele storingen verholpen kunnen worden:
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
Er is geen geluid hoorbaar:
› Een apparaat in de weergaveketting is niet ingeschakeld.
› Bij de versterker werd een verkeerde ingang geselecteerd.
› De volumeregelaar bij de versterker staat op minimum.
De CD wordt niet weegegeven:
› De CD is niet correct geplaatst.
› De CD is vuil.
› De geplaatste CD is geen audio CD.
Er treden storingen op bij het weergeven van CD‘s.
› De CD is vuil.
› De CD is verkrast.
› De CD heeft een persfout.
› Het apparaat staat tijdens de weergave bloot aan trillingen.
Een kanaal werkt niet:
› Er is een cinchkabel bij de CD-Player of de versterkeringang losgeraakt.
› Een luidsprekerkabel is losgeraakt.
Er treedt brom op:
› Een cinchkabel is defect.
Andere dan genoemde reparaties mogen alleen door een bevoegde vakman wor-
den gedaan.
8
Verhelpen van storingen