Nederlands
60
WILO SE 11/2017
8.1
Inbedrijfname
AANWIJZING
Afhankelijk van de montagepositie van de pomp bevindt zich een van
de ontluchtingsschroeven niet altijd op het hoogste punt (afb. 1, pos.
441h en afb. 2). In dit geval moet door losdraaien van de inbusschroe-
ven aan het pomphuis en draaien van de eenheid ”lantaarnstuk en
motor” een van de ontluchtingsschroeven naar het hoogste punt
worden gebracht.
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van de pomp!
• Bij het draaien van de eenheid ”lantaarnstuk en motor” de vlakke
huisafdichting niet beschadigen.
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van de pomp!
• Klemmenkast bij het ontluchten tegen lekkend water beschermen.
• Afsluitkraan aan de perszijde sluiten.
• Afsluitkraan aan de zuigzijde openen.
• Installatie met water vullen en ontluchten.
• Pomp aan een van de ontluchtingsschroeven ontluchten, tot er vloei-
stof uitkomt. Vervolgens de ontluchtingsschroef weer sluiten.
WAARSCHUWING! Gevaar door extreem hete of koude vloeistof
onder druk!
Afhankelijk van de temperatuur van het te pompen materiaal en de
systeemdruk kan bij het volledig openen van de ontluchtings-
schroef extreem heet of extreem koud materiaal in vloeibare of
gasvormige toestand vrijkomen of onder hoge druk naar buiten
worden gespoten.
• Ontluchtingsschroef altijd voorzichtig openen.
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van de pomp!
Door droogloop raakt de mechanische afdichting defect.
• Erop letten dat de pomp niet droogloopt.
• Door kort inschakelen controleren of de draairichting overeenkomt
met de pijl op het pomphuis. Bij onjuiste draairichting dient u als volgt
te werk te gaan:
• 2 fasen op het klemmenbord van de motor verwisselen (bijvoor-
beeld L1 voor L2).
• Pomp inschakelen.
• Afsluitkraan aan de perszijde openen.
• Pomp en installatie nogmaals volledig ontluchten.
AANWIJZING
Om voortijdige slijtage en hierdoor veroorzaakte defecten van de
pomp
te voorkomen moet een minimaal debiet van 10-15 % van het nomi-
nale debiet van de pomp gewaarborgd zijn.
AANWIJZING
Bij het opvoeren uit een reservoir moet altijd voor voldoende vloeistof
boven de zuigaansluiting van de pomp gezorgd worden, zodat de
pomp niet droogloopt. De minimale toevoerdruk moet worden aan-
gehouden.
WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel!
Bij een niet-correcte installatie van de pomp/installatie kan er bij
de inbedrijfname vloeistof uit schieten. Ook kunnen er afzonder-
lijke onderdelen losraken.
• Bij de inbedrijfname afstand houden van de pomp.
• Veiligheidskleding en veiligheidshandschoenen dragen.
8.2
Uitbedrijfname
• Beide afsluitkranen sluiten. Indien nodig, pomp leegmaken.
• Telkens als de pomp opnieuw in bedrijf genomen wordt, moet deze
gevuld en ontlucht worden.