NEDERLANDS
13
1 Algemeen
Inbouw en inbedrijfname alleen door geschoold personeel!
1.1 Toepassing
Schakelkast voor automatische pompbesturing van enkelpompen met
een klein vermogen.
– in waterverzorgingssystemen
– bij dompelpompen
1.2 Produktgegevens
1.2.1 Aansluit- en capaciteitsgegevens
Aansluitspanning:
3 ~ 400 V ±10 % – 50/60 Hz
3 ~ 230 V ±10 % – 50/60 Hz
1 ~ 230 V ±10 % – 50/60 Hz
24V DC
Max. schakelvermogen: P2
≤
4 kW per pomp bij 3 ~ 400 V,
P2
≤
3 kW per pomp bij 3 ~ 400 V
bij 4 pompsbesturing
Max. stroom:
8,5 A
Beschermingsklasse:
IP 41
Netzijdige zekering:
35 A, gL
Omgevingstemperatuur: 0 – 40 °C
2 Veiligheid
De veiligheidsvoorschriften van de montage- en bedieningsvoor-
schriften van de aan te sluiten (aangesloten) pomp dienen te
allen tijde opgevolgd te worden.
3 Transport en opslag
De installatie moet bij transport en tussenopslag
tegen vocht en mechanische beschadigingen be-
schermd worden. Elektronische onderdelen mogen
niet blootgesteld worden aan temperaturen lager
dan –10 °C en hoger dan + 50 °C.
4 Produktomschrijving
4.1 Beschrijving van de schakelkast
De
E
conomy
R
egeling (ER) regelt en controleert – in verbinding met
verschillende druk- en niveausensoren de genoemde meerpomps-
installaties tot maximaal 4 aangesloten pompen. Al naar gelang de
watervraag in het systeem, schakelen de pompen een voor een bij of
af. De verdeling van het systeemtransportmedium over meerdere
kleine pompen heeft als voordeel dat het systeem zich uiterst nauw-
keurig aan de werkelijke behoefte aanpast en weliswaar altijd in het
meest gunstige toerental binnen de pompgrafiek draait. Door dit
concept bereikt men een hogere werkingsgraad alsook zuiniger
energieverbruik.
Wanneer bij de eerste installatie door opendraaien van een aftappunt
de systeemdruk onder het inschakeldrukniveau p
min
daalt, schakelt de
hoofdlastpomp in (afb. 5, grafiek). Daalt de druk door de stijgende
waterbehoefte weer tot het inschakeldrukniveau, dan schakelt de
eerste pieklastpomp in, enz. Omgekeerd stijgt bij afnemende water-
behoefte de systeemdruk.
Wanneer het 1
e
uitschakeldrukniveau p
max1
bereikt is schakelt een
pieklastpomp uit. Wordt opnieuw het 1
e
uitschakeldrukniveau bereikt
dan schakelt de 2
e
pieklastpomp af, enz. De hoofdlastpomp schakelt
pas af bij een hogere systeemdruk, het 2
e
uitschakeldrukniveau p
max2
.
Bij deze druk is de volumestroom nog zeer gering (zie pompgrafiek
afb. 5). Het in- en uitschakelingsverloop van de pieklastpompen
gebeurt tijdvertragend om onrustige schakelingen te vermijden. De
nalooptijd is instelbaar op de potentiaalmeter tussen de 0 – 2 minuten.
De nalooptijd start bij de 1
e
pomp.
De in- en uitschakeldrukniveaus zijn instelbaar op de potentiaalmeter
p
min
, p
max1
, p
max2
(afb. 2/3; P5, P6, P7 en tabel I). De instelwaarde voor
de uitschakeldrukniveaus van 1 en 2 zijn drukverschilwaarden die de
stroomafwaarts liggende drukinstelling telkens bij elkaar opgeteld
ATTENTIE!
worden. Wanneer bijvoorbeeld op de poteniaalmeter de druk p
min
= 4
bar, p
max1
= 2 bar en p
max2
= 1 bar ingesteld worden, heeft dit de
volgende in- en uitschakeldrukniveaus: inschakeldrukniveau 4 bar,
1
e
uitschakeldrukniveau 6 bar, 2
e
uitschakeldruk 7 bar.
4.2 Vooraanzicht van de schakelkast
(afb. 1)
Met de schakelkast ER 2 /ER 3 – 4 worden de pompen automatisch
bestuurd. Het kastfront bevat de onderstaande schakelaars/aanwijzin-
gen:
– hoofdschakelaar 3-polig (pos. 1) (L1, L2, L3)
0
UIT
I
AAN
– 2 keuzeschakelaars voor 2 x 2 pompen (pos. 2/3)
0
UIT
HANDBEDRIJF; inschakeling van pomp 1 of 2 onafhankelijk van
de bedrijfsdruk en zonder veiligheidsfuncties. De WSK-functie blijft
behouden. Deze instelling dient voor testbedrijf. Het handbedrijf
loopt ca. 1,5 min. en schakelt daarna af.
Automatisch
automatisch bedrijf met alle veiligheidsfuncties,
elektronische motorbeveiliging, droogloopbeveiliging en/of overloop-
beveiliging.
Automatisch 1: pomp 1 automatisch bedrijf, pomp 2 is uitgeschakeld
(bijv. wegens storing).
Automatisch 2: pomp 2 automatisch bedrijf, pomp 1 is uitgeschakeld
(bijv. wegens storing).
Automatisch 1+ 2: beide pompen werken in parallelbedrijf als grond-
en pieklastpomp.
2
e
keuzeschakelaar: als keuzeschakelaar 1, echter voor pomp 3 en
4. Bij instelling van de keuzeschakelaars op automatisch bedrijf 1+ 2
en 3 + 4 staan alle pompen gekoppeld als grond- en pieklastpom-
pen. Ook bij uitschakeling van een pomp bij automatisch bedrijf
lopen de overige pompen in automatisch bedrijf.
–
bedrijfsmelding
(pos. 5): voor iedere pomp geldt; brand groen bij in
bedrijf, knippert groen bij motorstoring.
–
storingsmelding
(pos. 4): brand rood bij storing in waterkringloop.
Opties:
– digitale drukvermelding van de installatie
– bedrijfsurenteller voor iedere pomp
– externe enkele storingsmeldingen
– beschermingsklasse IP 54
– droogloopbeveiliging
4.3 Apparaatfuncties
(afb. 2/3)
–
interne elektronische motorbeveiliging:
Ter voorkoming van overbe-
lasting moet de elektronische beveiliging van elke pompmotor met
potentiaalmeter (afb. 2/3, P1, P2, P3, P4) op de nominale stroom-
waarde van de pompmotor ingesteld worden. De WSK-klemmen
dienen overbrugd te worden.
–
externe motorbeveiliging WSK/PTC:
indien de motoren over een
wikkelingsbeveiligingscontact (WSK) of PTC-beveiliging beschikken,
dan dient de potentiaalmeter (afb. 2/3, P1, P2, P3, P4) op de maxi-
male waarde (rechtsom) ingesteld te worden.
–
Nalooptijd:
na de automatische afschakeling van de pomp is het
mogelijk een nalooptijd in te stellen. Deze wordt met potentiaalmeter
(afb. 2/3, P8) tussen 0 en 2 min. ingesteld en begint als eerste met
pomp 1.
–
Droogloopbeveiliging:
watervoorzienings- of brandblusinstallaties
mogen beslist niet drooglopen. Voor de beveiliging tegen watertekort
is er in de verzameltank een druk- of vlotterschakelaar aangebracht
die de pompen een voor een afschakelen bij te lage waterstand.
Herstelt zich automatisch wanneer het watertekort opgeheven is.
–
Droogloopbeveiligingsvertraging:
uitschakeling van de pompen
nadat de droogloopbeveiliging aangesproken is, alsook het weer
inschakelen na opheffing van de storing, kan vertraagt worden. De
tijdsvertraging is instelbaar op de potentiaalmeter
(afb. 2/3, P9)
tussen de 2 sec. en 2 min.
–
Pieklast bij- en uitschakel vertraging:
de bijschakeling van pieklast-
pompen is ca. 4 sec. de uitschakeling is ca. 8 sec. vertraagt. Dit zijn
fabrieksinstellingen en kunnen niet verandert worden.
–
Storingsomschakeling:
bij uitval van een de pompen als gevolg van
storing, wordt deze functie automatisch overgenomen door de
andere pomp.
Summary of Contents for ER 2
Page 3: ...Fig 1 CO ER System Economy Regeltechnik ...
Page 4: ...Fig 2 ...
Page 5: ...Fig 3 ...
Page 6: ...Fig 4 ...
Page 7: ...Fig 6 Fig 5 ...
Page 10: ......
Page 38: ......
Page 39: ......
Page 40: ......