15
WF37 kunnen worden aangesloten op schoorstenen waarop ook andere warmtebronnen zijn aangesloten. Gasgestookte warmtebronnen moeten altijd hun eigen schoorsteen
hebben, waarop geen andere warmtebronnen mogen zijn aangesloten.
BEDIENINGSHANDLEIDING
Als u de houtkachel voor het eerst aansteekt, zal de hittebestendige verf harden, waardoor er nogal wat stank en rook ontstaat. Zorg daarom voor een goede ventilatie.
De eerste paar keer dat u de haard aansteekt, moet u ook de deur een klein eindje open laten en hem pas weer sluiten als de haard koud is. Daarmee wordt voorkomen dat de
afdichtingsstrip aan de haard vastkleeft en loslaat.
Wanneer de hittebestendige verf gehard is,
moet de deur gesloten blijven
, behalve tijdens het aansteken, het bijvullen van brandstof en het verwijderen van restmaterialen,
om te voorkomen dat er rookgas ontsnapt.
Voordat u de haard aansteekt, moet u het luchtsysteem openen door de luchtstang helemaal naar buiten te trekken en de luchtinlaat in de asla te openen.
Voordat u de haard aansteekt, moet u het luchtsysteem openen door de luchtstang helemaal naar rechts te trekken en de luchtinlaat te openen.
U kunt de haard het beste aansteken met een aanmaakblokje. Gebruik voor het aansteken nooit spiritus, benzine of andere brandgevaarlijke vloeistoffen! Leg een paar kleine
stukken hout dwars in de haard en leg de aanmaakblokken boven op het hout.
Wanneer alles goed brandt, legt u er drie stukken hout van circa 22 cm met een totaalgewicht van circa 2,1 kg in. Er mag hoogstens worden bijgevuld tot aan de onderkant van
de tertiaire luchtgaten.
Na ongeveer 3 minuten sluit u de luchtinlaat en na circa 3 minuten sluit u de secundaire luchtstang ongeveer voor 38%. Bij een nominaal warmtevermogen moet u telkens
ongeveer 1 keer per uur brandstof bijvullen.
WF37 kachels zijn berekend op verbranding met tussenpozen (er moet vaak hout worden toegevoegd en de haard is niet gemaakt voor continue verwarming gedurende 24 uur
per dag).
WF37 kachels zijn voorzien van een regelventiel voor secundaire lucht, waarmee voor zuurstof voor de verbranding kan worden gezorgd.
Bij het stoken van de houtkachels zullen alle oppervlakken warm worden, en u moet de benodigde
voorzichtigheid
in acht nemen. Bij de bediening van de klep en de
handgreep dient u handschoenen te gebruiken.
In geval van schoorsteenbrand:
sluit de luchtklep en de deur, bel daarna 112 of de plaatselijke brandweer.
BASISINSTELLING VAN DE KLEPPEN TIJDENS DE WERKING:
Secundaire lucht
WF 37
62 % open
U moet zelf ervaring opdoen met de instelling van secundaire lucht, omdat bijvoorbeeld de kwaliteit en de hoogte van de schoorsteen, de brandstofkwaliteit en de
weersomstandigheden een grote rol spelen, maar u kunt zien of de verbranding goed verloopt. Als uw kachel aan de binnenkant een harde, glanzende roetlaag krijgt, is dit een
teken van een onvolledige verbranding. In dat geval moet er meer secundaire lucht worden toegevoegd.
Het is belangrijk om vóór het stoken de afvoersituatie te controleren. U kunt dit bijvoorbeeld doen door een stuk krantenpapier in elkaar te frommelen, dit in de
verbrandingskamer te leggen en aan te steken. Als de rook mooi door de schoorsteen naar buiten gaat, is de afvoersituatie in orde.
BRANDSTOF
Gebruik nooit giftig hout zoals spaanplaat, geverfd of geïmpregneerd hout. Gebruik altijd droog hout. De mate van droogte van het hout speelt een buitengewoon grote rol,
aangezien te nat hout de stookkosten verhoogt en er ook roetvorming kan ontstaan. Pas gehakt hout bevat 60–70% water, waardoor dit volkomen ongeschikt is om mee te
stoken. U dient ervan uit te gaan dat pas gehakt hout twee jaar lang onder een halfopen dak moet worden opgeslagen om door de wind te worden gedroogd, voordat het voor
stoken geschikt is.
ONDERHOUD
De as moet regelmatig worden verwijderd.
U mag de kachel alleen schoonmaken als hij koud is. Maak de buitenkant van de kachel schoon met een droge doek. Eén keer per jaar moet de binnenkant van de kachel
worden gereinigd door as en eventueel roet en teerresten uit de verbrandingskamer te verwijderen. U dient de rookkeerplaat te verwijderen, omdat achter op de plaat vuil en
roet zal ontstaan. De pakkingen in de deur zullen na langdurig gebruik slijten en moeten worden gecontroleerd.
U dient de haard, het rookgasverbindingsstuk en de schoorsteen regelmatig na te laten kijken door een deskundige. Als u de kachel gedurende langere tijd niet gebruikt,
moet
de schoorsteen
op blokkades worden gecontroleerd voordat u de kachel weer aan kunt steken.
Op kritieke plaatsen kan de lak slijten als gevolg van oververhitting. Net als andere lakschade kunt u dit herstellen met een speciale Senothermlak in een spuitbus, die in alle
kachelzaken te koop is.
De verbrandingskamer is voorzien van skamolplaten. Deze platen zullen na verloop van tijd slijten en moeten dan vervangen worden. Hetzelfde geldt voor de rookkeerplaat. Als
u een stuk hout te hard in de kachel gooit, kan dit tot gevolg hebben dat een skamolplaat scheurt. Voor de verbranding maakt dit niets uit (geldt niet voor de rookkeerplaat). Pas
wanneer de skamolplaten zo versleten zijn dat ze niet meer heel zijn, moet u deze vervangen. Dit moet ook als er meerdere scheuren in de skamolplaten zitten.
Bij oververhitting van de houtkachel moeten de luchtklep en de deur gesloten zijn.
STORINGEN
Als het glas vol roet komt te zitten, is dit hoogstwaarschijnlijk het gevolg van nat hout, of het vuur krijgt te weinig secundaire lucht.
Als het hout te snel brandt, kan dit komen doordat de schoorsteen te hard trekt of doordat de deur niet goed genoeg sluit.
Als de kachel te weinig warmte geeft, kan stoken met nat hout de oorzaak zijn.
Rook of stankoverlast kan worden veroorzaakt doordat de schoorsteen niet goed genoeg trekt. Controleer of het rookkanaal/de schoorsteen verstopt is en controleer ook de
hoogte van de schoorsteen ten opzichte van de omgeving.
Roetvorming in de schoorsteen kan komen door het gebruik van nat hout of doordat er te weinig secundaire lucht bij de verbranding komt.