PILOT XIII-N: Uitvoering met stromingsdrukbeker
1. U bevestigt de persluchtslang aan de luchtleiding (gereinigde perslucht) of een
luchtreiniger en aan de luchtaansluiting van het spuitpistool (pos. 24).
2. U vult de stromingsdrukbeker met gezeefd materiaal.
3. U sluit de stromingsdrukbeker en schroeft op het pistool-voorzestuk (pos. 5 a).
4. U bevestigt - indien nodig - de luchtslang van de stromingsdrukbeker met behulp
van de L-koppeling (sleutel 8) aan het pistool.
5. U schakelt de persluchttoevoer in. Het pistool is nu bedrijfsklaar.
PILOT XIII-N: Uitvoering met hangdrukbeker
1. U bevestigt de persluchtslang aan de luchtleiding (gereinigde perslucht) of een
luchtreiniger en aan de luchtaansluiting van het spuitpistool (pos. 30).
2. U vult de hangdrukbeker met gezeefd materiaal.
3. U sluit de hangdrukbeker en schroeft deze op het pistool-voorzestuk (pos. 5 b).
4. U bevestigt - indien nodig - de luchtslang van de hangdrukbeker met behulp van
de L-koppeling (sleutel 13) aan het pistool.
5. U schakelt de persluchttoevoer in. Het pistool is nu bedrijfsklaar.
PILOT XIII / PILOT XIII-N / PILOT XIII-D / PILOT XIII-HD
Uitvoering: materiaalaansluiting voor materiaaldrukvaten of pompsystemen
1. U bevestigt de persluchtslang aan de luchtleiding (gereinigde perslucht) of een
luchtreiniger en aan de luchtaansluiting van het spuitpistool (pos. 24).
2. U schakelt de perslucht in en stelt aan de regelklep de gewenste verstuiverlucht-
druk in.
3. U bevestigt de materiaal-toevoerslang aan het materiaaldrukvat of de materiaaldru-
kregelaar van een pompinstallatie en aan de materiaalaansluiting van het spuitpi-
stool (pos. 5 b).
4. U vult materiaal in het materiaaldrukvat en sluit het deksel.
5. Aan de regelklep voor de persluchtdruk stelt u de gewenste materiaaldruk in; bij
materiaaltoevoer via pompsystemen wordt de materiaaldruk geregeld via een stels-
leutel aan de materiaaldrukregelaar.
6. U opent de materiaalkraan aan het drukvat.
7. U bedient de trekhendel (pos. 33) om de lucht die zich nog in de materiaals lang
bevindt, te verwijderen. U houdt deze hendel vast totdat een gelijkmatige materiaal-
straal uit het mondstuk komt. Nu kan het pistool weer worden gesloten. Het pistool
is bedrijfsklaar.
5
Bediening
5.1
Veiligheidsinstructies
Let bij de bediening van het spuitpistool in het bijzonder op de volgende veilig-
heidsinstructies!
• Draag adembescherming en werkkleding die aan de voorschriften beantwoor-
den, als u met het spuitpistool materialen verstuift. Zwevende deeltjes zijn een
gevaar voor uw gezondheid.
• Draag bij het werken met het spuitpistool een oorbescherming. Het geluidsni-
veau van het spuitpistool bereikt ca. 85 db (A) (PILOT XIII) of ca. 83 dB (A)
(PILOT XIII-N).
• Vuur, open licht en roken is verboden in de werkruimte. Bij het verstuiven van
licht ontvlambare stoffen (zoals lakken, lijmen) is er verhoogd risico op brand en
ontploffing.
5.2
Ingebruikname en buitengebruikstelling
Vóórdat u het spuitpistool kunt inschakelen, dient aan de volgende voorwaarden
te zijn voldaan:
• De verstuiverluchtdruk moet aan het spuitpistool voorhanden zijn.
• De materiaaldruk moet aan het spuitpistool voorhanden zijn (niet van toepassing
bij stromingsdrukbekers en hangdrukbekers).
6
7
Aansluitschema voor materiaaldrukvaten