42
vaststelt hoger dan of gelijk aan een drempelwaarde van 60% RH, 70% RH, 80% RH, 90% RH. De
werkingssnelheid is V1 (minimum of maximum, te bepalen tijdens de fase van configuratie). De motor wordt
uitgeschakeld als de luchtvochtigheid onder een waarde van 15% ten opzichte van de drempelwaarde zakt
(bijv. van 60% RH tot 45% RH)
Om de continue werking dag en nacht van de afzuigvoorziening te voorkomen, in geval van ongunstige
klimaatomstandigheden, waarin het systeem niet in staat zal zijn de luchtvochtigheid te beperken met de
ventilatie, werkt het apparaat als volgt:
indien de luchtvochtigheid niet binnen 2 uur werking met 15% RL onder de ingestelde drempelwaarde is
verlaagd, wordt het apparaat gedurende een periode van 8 uur uitgeschakeld. Vanaf dit moment voert het
apparaat, om een minimale luchtstroom te garanderen, in- en uitschakelingscycli uit (2 uur ingeschakeld, 8 uur
uitgeschakeld). Wanneer de relatieve luchtvochtigheid met 15% onder de ingestelde drempelwaarde is
gedaald, keert het apparaat automatisch terug naar de standaardwerking van modaliteit 3.
Modaliteit 4:
de motor wordt automatisch gestart wanneer de sensor een snelle toename van de
luchtvochtigheid vaststelt. De werkingssnelheid is V1 (minimum of maximum, te bepalen tijdens de fase van
configuratie). De motor wordt uitgeschakeld wanneer minstens een van de volgende omstandigheden zich
voordoet:
• de relatieve luchtvochtigheid is met een waarde van 15% RH verlaagd ten opzichte van de waarde die geleid
heeft tot de inschakeling van de motor;
• na 2 uur werking.
Alle hierboven beschreven parameters zijn geconfigureerd op een vaste waarde op het moment van installatie.
De handmatig te bedienen werkingen kunnen de automatische overrulen en andersom.
Werking UITSCHAKELING HCS
Met deze configuratie is het mogelijk de werking van de luchtvochtigheidssensor tijdelijk uit te schakelen. De
functie wordt ingeschakeld door bediening van schakelaar 1, en wordt automatisch na een uur uitgeschakeld.
In plaats van de schakelaar kan gebruik gemaakt worden van een drukknop die minstens 0,5 sec. ingedrukt
moet worden.
Wanneer de functie ingeschakeld is, is er slechts een werkingsmodaliteit mogelijk:
de motor wordt handmatig in- en uitgeschakeld met schakelaar 2. De werkingssnelheid is V2 (minimum of
maximum, te bepalen in de fase van configuratie). Wanneer de functie echter niet is ingeschakeld werken de
automatismen met betrekking tot de modaliteiten 3 en 4.
LL T PIR
: bij dit model is op de elektronische kaart een PIR-aanwezigheidssensor aangesloten. Het apparaat
maakt een werkingsmodaliteit mogelijk: de motor wordt ingeschakeld op snelheid V (minimum of maximum,
vast te stellen in de configuratiefase) door de inwerkingtreding van de PIR-aanwezigheidssensor. De motor
wordt uitgeschakeld wanneer de sensor geen aanwezige meer signaleert, na een vertraging van tussen de 3
en 20 minuten (vast te stellen in de configuratiefase, zie “Aanwijzingen voor de installateur).
LL T
: bij dit model maakt de elektronische kaart een werkingsmodaliteit mogelijk: de motor wordt ingeschakeld
op snelheid V (minimum of maximum, vast te stellen in de configuratiefase) door middel van het indrukken van
de schakelaar. Wanneer de schakelaar nogmaals wordt ingedrukt, wordt de motor uitgeschakeld, na een
vertraging tussen 3 en 20 minuten (vast te stellen in de configuratiefase, zie “Aanwijzingen voor de
installateur”).
NEDERLANDS