90
Meting van wisselstroom met 400 Hz laagdoorlaatfilter
De stroomtang is voorzien van een 400 Hz software laagdoorlaatfilter, die u indien nodig in
kunt schakelen.
Voor het meten van wisselstroom met de laagdoorlaatfilter gaat u als volgt te werk:
• Schakel het product met de draaischakelaar in en kies het meetbereik
2A
,
20A
of
100A
.
• Houd de knop
SELECT/V.F.C
(4) gedurende ca. 2 seconden ingedrukt om de
laagdoorlaatfilter te activeren. U hoort 3 geluidssignalen en op het LCD-display verschijnt
eventjes <
UFC
>. Vervolgens verschijnt <
VFC
> (D) op het display.
• Voer de meting uit zoals beschreven in paragraaf "Meten van wisselstroom (A )", stap 3
tot 5.
•
Om de laagdoorlaatfilter te deactiveren, houdt u de knop
SELECT/V.F.C
gedurende ca. 2
seconden ingedrukt. U hoort een geluidssignaal en op het LCD-display verschijnt eventjes
<
End
>.
Meting van gelijkstroom (A )
• Schakel het product met behulp van de draaischakalaar in en kies het meetbereik
2A ,
20A of 100A
. Druk eventjes op de knop
SELECT/V.F.C
(4), om om te schakelen naar
het DC-meetbereik. In de weergave verschijnt <
DC
> en <
A
>.
• Door de hoge gevoeligheid en het magnetisch veld in de
omgeving (bijv. het magnetisch veld van de aardbol etc.)
wordt bij gesloten stroomtang in gelijkstroom meetbereik altijd
een geringe stroomwaarde weergegeven. Stel de weergave
direct voor iedere meting resp. als u een andere stroomkabel
hebt omsloten manueel op nul.
• Voer zonder stroomleider en met een gesloten stroomtang
een nulstelling. Druk hiervoor eventjes op de knop
ZERO
(9).
U hoort een geluidssignaal en de weergave <
ZERO
> op
het LCD-display bevestigen de nulstelling. Iedere keer als u
eventjes op de knop drukt
ZERO
activeert een nieuwe nulstelling uit. Voor het deactiveren
van deze functie houdt u gedurende ca. 2 seconden de knop
ZERO
ingedrukt. Het symbool
<
ZERO
> verdwijnt. U bevindt zich dan weer in de normale meetmodus zonder de
nulstelling.
• Let bij de gelijkstroommeting op de juiste polariteit van de stroomtang. De
polariteitssymbolen / staan aan de voor- en achterkant van de stroomtang. Bij het
correcte aansluiten moet de kabel van de stroombron (+) van voren door de stroomtang
naar de verbruiker lopen (afb. 3).
CAT II
600V
CAT III
300V
100A
Afb. 3