8
The main display section, after approximately three seconds, switches back to
showing the current actual temperature.
4. Selecting one of the programmed setpoint temperatures
The feature with the programmed setpoint temperatures provides real soldering
convenience.
For different soldering jobs the most suitable temperatures can be selected quickly
and conveniently at the push of a button. The device is shipped with the following
setpoint temperatures already programmed: 150 °C, 300 °C, and 400 °C.
These programmed setpoint temperatures are indicated above the keys „T1“, „T2“,
and „T3“ in the display. When one of these keys is pressed, the assigned temperature
is used as the setpoint. After one of these keys has been pressed, the main display
section shows the assigned temperature for approximately three seconds and then
switches back to showing the current actual temperature.
An arrow above one of these keys signals that the assigned programmed temperature
has been activated as setpoint; (see Figure 2).
Figure 2
5. Modifying the programmed setpoint temperatures
If you prefer to have different setpoint temperatures programmed, these can easily
be modified. To do so, the key below the temperature you wish to change (T1, T2, T3)
must be pressed and held down.
While this key is held down, the assigned temperature can be adjusted up or down
by pressing the „+“ / „-“ key. As soon as you release the keys, the new temperature
value is saved.
6. Manual standby function
In jobs involving long pauses between soldering actions it makes good sense to low-
er the temperature of the soldering iron. This reduces energy consumption and saves
wear on the soldering tip. To do so, key „T1“ can be reprogrammed as standby key.
53
Om de kalibratiestand in te schakelen, moet tijdens het inschakelen van het soldeer-
station de toets „T 1“worden ingedrukt. In het display wordt „CAL 20“ en de tempera-
tuur van de soldeerbout aangegeven. Deze moet overeenkomen met de om-
gevingstemperatuur. Wanneer de soldeerbout nog warm is, moet deze eerst tot omge-
vingstemperatuur afkoelen, voordat het kalibratieproces kan worden voortgezet.
Wanneer vaststaat dat de soldeerbout tot ca. 20°C is afgekoeld, moet dit worden
bevestigd door het indrukken van „T 1“. Vervolgens moet toets „T 2“ worden inge-
drukt. Op het display verschijnt „CAL 350“. De LS 50 begint de soldeerbout te ver-
hitten tot 350°C. Wanneer er tussen de weergave van het aangesloten temperatuur-
meetapparaat en de weergave op het display van de LS 50 een verschil bestaat, kan
deze met behulp van de toetsen „+“ en „-“ worden gekalibreerd. Komen beide weer-
gaven overeen, dan moet de toets „T 3“ worden ingedrukt, waarmee het kalibratie-
proces wordt afgesloten. De nieuwe kalibratiegegevens worden in het niet-vluchtige
geheugen van de LS 50 opgeslagen.
12. Potentiaalcompensatie
Voor werkzaamheden aan kritische componenten kan het potentiaal van de soldeer-
punt door toepassing van de bus „Potentiaalcompensatie“ naar het schakelpotenti-
aal worden verlegd. Het spanningsverschil mag maximaal ± 42 V bedragen.
13. Soldeerpuntvervanging
Omdat de soldeerbout beschikt over een schroefverbinding kan het verwisselen van
de soldeerpunt bijzonder eenvoudig en snel worden uitgevoerd.
Deze kan bij een koude soldeerbout direct bij de schacht worden losgedraaid. Aan-
sluitend kan de
huls naar voren worden geschoven en eraf worden getrokken. Nu is de soldeerpunt
vrij toegankelijk.
De soldeerbout mag nooit zonder soldeerpunt worden gebruikt,
omdat het verwarmingselement en de temperatuursensor anders
beschadigd kunnen worden!
De soldeerbout wordt met de volgende soldeerpunten geleverd:
0,8 mm-soldeerpunt (bestelnr.: 82 70 45)
Als alternatief zijn de volgende soldeerpunten beschikbaar:
1,6 mm-soldeerpunt (bestelnr.: 82 70 53)
3,2 mm-soldeerpunt (bestelnr.: 82 70 61)