135
10 Aan de slag
10.1 De batterij opladen
Laad de batterij volledig op voordat u de warmtebeeldcamera gebruikt.
Belangrijk:
Controleer of de warmtebeeldcamera ongeveer op kamertemperatuur is
voordat u deze oplaadt. Laad de batterij niet op in buitengewoon hete of koude
omstandigheden.
1. Sluit de
meegeleverde
USB-laadkabel aan op een USB-voedingsbron en de
USB-C™-poort van de warmtebeeldcamera.
Æ
De laadindicator wordt weergegeven op de display.
2.
Laad de batterij op totdat de laadindicator
weergeeft.
3. Koppel de USB-laadkabel los.
10.2 Inschakelen
1. Houd de aan-/uitknop ongeveer 2 seconden ingedrukt en laat weer los om
de warmtebeeldcamera in te schakelen.
Æ
Het scherm schakelt in en start gedurende enkele seconden de kalibratie.
Opmerking:
U kunt de warmtebeeldcamera niet inschakelen terwijl u deze oplaadt.
Opmerking:
De warmtebeeldcamera heeft na het inschakelen voldoende opwarmtijd
nodig om de meest nauwkeurige temperatuurmetingen en een optimale
beeldkwaliteit te garanderen.