Bobby 24
2018-05
Uw rolstoel gebruiken
NL - 11
NL
Kans op beknelling
•
Let erop dat uw vingers niet tussen de spaken van het wiel gekneld worden.
•
Zorg ervoor dat uw handen op de draairingen niet bekneld raken wanneer u door een
smalle doorgang rijdt.
•
Als u met een begeleider rijdt, hou dan uw armen uit de buurt van de wielen en hou uw
voeten op de voetplaten.
3.4.1 Met een begeleider rijden
1. Zet de remmen af, of laat deze door de begeleider afzetten terwijl hij/zij de rolstoel tegen
houdt, zie §3.1.
2. De begeleider neemt de handgrepen vast.
3. De begeleider duwt de rolstoel in de gewenste richting.
4. Als u stopt met rijden, moeten de parkeerremmen opgezet worden terwijl de rolstoel
tegengehouden wordt, zie §3.1.
3.4.2 Alleen rijden
1. Zet de parkeerremmen één voor één af, zie §3.1.
2. Plaats je handen op de hoogste positie van beide duwringen.
3. Leun naar voor en duw/draai de duwringen naar voor tot je armen gestrekt zijn.
4. Zwaai je armen losjes naar achter, naar de bovenkant van de draairingen en herhaal de
duwbeweging.
5. Om te stoppen: wacht tot de rolstoel vanzelf gestopt is en rijd de rolstoel naar voor/achter
door de duwringen te bedienen.
6. Zet de parkeerremmen één voor één op, zie §3.1.
3.4.3 Een helling nemen
Kans op letsel
•
Stop de rolstoel en zet de remmen onmiddellijk op als uw begeleider te weinig kracht heeft
om de rolstoel te beheersen.
•
Als u op een (smalle) helling stopt, zet dan de remmen op want de rolstoel kan onverwacht
gaan bewegen.
•
Let erop dat de vier wielen altijd de grond raken tijdens het omhoog of omlaag rijden.
•
Neem hellingen zo langzaam mogelijk.
1. Indien aanwezig, draag dan uw heupgordel.
2. Indien nodig en indien mogelijk, vraag een begeleider of omstander
om u te helpen.
3. Rij traag en in een rechte lijn. Leun een beetje naar voor (A/B) als u
de helling op rijdt. Leun naar achter, tegen de rugsteun, als u de
helling af rijdt.
4. Keer nooit om op een helling.
Figuur 3
Een helling nemen
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
B
A