Bobby 24
2018-05
Uw rolstoel gebruiken
NL - 10
NL
3.2
In/uit de rolstoel gaan
Kans op letsel of schade
•
Vraag iemand ter hulp als het u niet lukt om op een veilige manier in/uit de rolstoel te gaan.
•
Ga tijdens het in-/uitstappen niet op de voetplaten staan.
Transfer
1. Plaats de rolstoel zo dicht mogelijk bij u, terwijl u in de stoel, zetel, autozetel of bed zit.
2. Zet de beide parkeerremmen op om wegrollen van de rolstoel te voorkomen, zie §3.1
3. Vouw de voetplaten omhoog om te voorkomen dat u erop gaat staan. Of draai de
voetsteunen opzij zodat er meer ruimte voor de transfer komt.
4. Gebruik de kracht van uw armen of een til-hulp om in of uit de rolstoel te gaan.
In de rolstoel zitten
1. Neem plaats op de zit, met uw onderrug tegen de rugsteun.
2. Draai de voetsteunen terug naar voor en zet uw beide voeten op de voetplaten.
3. Zorg dat uw bovenbenen horizontaal zijn er dat uw voeten in een comfortabele positie
staan; stel de rolstoel hiervoor af volgens de instructies in §3.3.
3.3
Comfort afstellingen
Kans op letsel of schade
Stel uw rolstoel niet zelf af. Neem altijd contact op met uw vakhandelaar.
Verifieer de volgende afstellingen terwijl u in de rolstoel zit:
•
Voetsteun: de lengte van de voetsteun is afgesteld op de lengte van uw onderbeen.
•
Voetplaat: de hoek van de voetplaat is aan de stand van uw voeten aangepast.
•
Parkeerremmen: beide remmen zijn makkelijk te bedienen en als de remmen op staan,
bewegen de wielen niet, zie ook §3.1.
Contacteer uw vakhandelaar voor hulp indien afstellingen nodig zijn.
3.4
Rijden
Deze paragraaf is een eerste kennismaking met de bediening van uw rolstoel. Lees de
handleiding volledig voordat u een rit gaat maken.
Kans op letsel of schade
•
Neem GEEN hellingen, obstakels, treden of stoepranden die GROTER zijn dan
aangegeven in de technische specificaties in hoofdstuk 5.
•
Rijd niet met uw rolstoel in het verkeer. Blijf altijd op het trottoir.
•
Bedien de duwringen niet met natte handen. Doet u dit wel dan kunt u tijdens het rijden
(op hellingen of over obstakels) uw grip op de duwringen kwijtraken en zo het evenwicht
verliezen.
•
Let goed op indien de weg gaten of speten heeft; hierin kunnen de wielen vast komen te
zitten.
•
Vermijd stenen of andere objecten die de wielen kunnen blokkeren.
•
Hou altijd rekening met de zwaaihoek van de voetsteun zodat er geen omstanders
gekwetst raken of objecten beschadigd worden.
•
Voor elk gebruik verifieer dat:
o
alle afstellingen van voetplaat en voetsteun goed vast zitten, zie §3.3.
o
de beveiliging tegen onbedoeld dicht/openvouwen goed werkt, zie ook §2.4.3.
o
de parkeerremmen correct werken.
o
de banden in goede staat zijn, zie §4.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG