PEM300D
6
VELLEMAN
4. Bedrading / Contactpunten
•
Contactpunt 1 is voor de 10 tot 30V DC positieve voedingskabel op beide toestellen.
Contactpunt 2 is voor de 10 tot 30V DC negatieve voedingskabel op beide toestellen.
De voedingskabels moeten op deze contactpunten aangesloten worden.
•
Contactpunten 6 en 7 vormen een 'knoeibeveiliging': ze zijn verbonden door een droog contactrelais.
Als de afdekkap verwijderd wordt, is er geen contact.
Op deze contactpunten dienen geen draden aangesloten te worden.
•
Op de ontvanger is contactpunt 3 normaal verbonden met contactpunt 4 en als er een detectie gebeurt, wordt het
contact met contactpunt 4 verbroken en wordt er contact gemaakt met contactpunt 5.
Het hangt dus van uw controlepaneel af of u contactpunten 3 en 4 of contactpunten 3 en 5 dient aan te sluiten op
uw controlepaneel.
Maximale bedradingafstand:
Spanning
Draad / dikte
12V
24V
AWG22
0.33mm²
320m
1050ft
2800m
18000ft
AWG20
0.52mm²
550m
1800ft
4800m
12750ft
AWG18
0.83mm²
800m
2600ft
7200m
23620ft
AWG17
1.03mm²
980m
3190ft
8800m
28870ft
Opmerking
: als er twee of meer sets aangesloten worden, moet de maximale kabellengte zoals hierboven
aangegeven gedeeld worden door het aantal sets.
5. Hoe installeert u het toestel
•
Draai de schroef onderaan de afdekkap los en verwijder de kap van de rest van het toestel.
•
Als deze verwijderd is, draai dan de schroef onderaan het toestel (die het toestel op de montageplaat vastzet) los
en verwijder de montageplaat door deze naar beneden te glijden.
•
Als de bedrading uit de muur komt, doorprik dan de rubber pakkingring op de montageplaat, trek de bedrading
erdoor en zet de montageplaat vast op de muur door middel van 2 van de meegeleverde schroeven. Dicht
eventuele gaten tussen de bedrading en de pakkingring.
•
Als de bedrading 'bloot' ligt (dus op de muur), zet dan eerst de montageplaats vast op de gewenste plaats op de
muur, breek de voorgesneden doorsteekgaten aan de linkerkant achteraan het toestel (boven- of onderaan,
afhankelijk van welke kant de bedrading komt) en plaats de bedrading in de vrijgemaakte openingen.
•
Steek de bedrading door de behuizing (rechts bovenaan, van de achterkant gezien), maak de draden vast aan de
juiste contactpunten, en maak het toestel vast aan de montageplaat.
•
Regel de oriëntatie van de toestellen (zie “
6. Afstelling
” op blz. 7), controleer of ze werken en plaats de afdekkap
terug.
Extra afdichting is niet nodig want de behuizing is spatwaterdicht ontworpen.