51
!
De instelbare apparaateigenschappen kunnen alleen bij de inbedrijfstelling wor-
den gewijzigd. Vanaf 10 kWh of 0,036 GJ liggen de parameters vast en kunnen ze
niet meer worden gewijzigd.
Omgevingsvoorwaarden
•
Werkingsvoorwaarden/meetbereik
:
Meetbereik temperatuurmeting:
Q
0 °C...50 °C
DQ
3 K...50 K
Medium temperatuurbereik (koudemeter):
Q
5 °C...50 °C
•
Omgevingstemperatuur:
Q
5 °C...55 °C
•
Zender (indien geactiveerd):
Zendfrequentie: 868,95 MHz
Zendvermogen:< 25 mW
•
Vermogensmeting: cyclus 32 sec.
•
Installatie:
afgesloten ruimten
•
Het volumemeetdeel en de temperatuursensor niet van het rekenwerk scheiden.
Montage
Algemene montage-instructies
•
Omgevingsvoorwaarden in acht nemen!
•
De montageplaatsen moeten zodanig worden gekozen dat de temperatuur nooit onder
het toegestane temperatuurbereik daalt.
•
Het volumemeetdeel moet bij voorkeur in de retour en dus op de warme zijde van het
koudecircuit worden ingebouwd.
•
Alle onderdelen moeten na de inbouw dampdicht worden geïsoleerd.
(evt. met isolatieset art.-nr.: 330300)
•
De installatie vindt idealiter plaats in het bereik van de variabele doorstroming.
•
De meter moet gedurende de volledige levensduur van het apparaat tegen magnetiet en
vuil zijn beschermd.
•
Voor het filter en achter de meter moeten afsluiters zijn ingebouwd.
!
Let bij de keuze van de inbouwpositie op de lengte van de vast aangesloten
sensorkabels.
NL
Summary of Contents for Vario 4 Typ 4.5.1
Page 138: ...138 ...
Page 141: ......