95
94
B. MONTAGE VAN DE BESCHERMROOSTERS EN HET ROTOR-
BLAD OP DE MOTORBEHUIZING
•
Beschermroosters uitpakken
1.
Open de transparante sluitklem op het beschermrooster aan de voorkant door
het naar buiten te klappen. De klem wordt dan onder een hoek van ca. 90° ten
opzichte van het beschermrooster geplaatst. Let erop dat u de klem niet te ver
naar buiten klapt waardoor deze afbreekt.
2.
Verwijder het voorste beschermrooster van het achterste beschermrooster.
3.
Verwijder het verpakkingsmateriaal en verwijder de plastic folie van het rotor-
blad.
•
Beschermroosters en rotorblad monteren
4.
Verwijder eerst de rotorbladmoer (
2
) van de motoras (
6
) en vervolgens de ach-
terste moer (
4
) van het motorhuis. Schroef de moer van het rotorblad rechtsom
(richting "Loosen") los en de achterste moer linksom (richting "Loosen") los.
5.
Schuif het achterste beschermrooster over de schroefdraad op de motorbehui-
zing, en draai het zodanig dat de 3 positiestiften van de motorbehuizing het ach-
terste beschermrooster op zijn plaats houden (de twee gaatjes staan omhoog).
(Afb. 1+2)
6.
Bevestig het achterbeschermrooster met behulp van de achterste moer (
4
). Draai
hiervoor de achterste moer rechtsom in de richting "Tighten" vast. (Afb. 3)
7.
Schuif nu het rotorblad over de motoras. De 2 pinnen aan de motoras moeten
in de beide rillen van de basis van het rotorblad glijden. (Afb. 4)
8.
Bevestig het rotorblad met de moer van het rotorblad (
2
), door het linksom in
de richting van "Tighten" te draaien. Hierna moet het rotorblad vrij kunnen
bewegen. (Afb. 5)
9.
Om het voorste beschermrooster aan het achterste beschermrooster te bevesti-
gen, moet het klemmetje op het frame van het voorste beschermrooster met de
twee kleine inkepingen omhoog in het frame van het achterste beschermrooster
worden uitgericht en vastgehaakt. (Afb. 6 en 7)
10.
Druk vervolgens het frame van het voorste beschermrooster stevig tegen het
achterframe, zodat de vergrendelingsklem aan de onderkant van het voorframe
kan worden gesloten en vergrendeld. (Afb. 8 en 9)
11.
Na correcte montage kan het apparaat in gebruik worden genomen. (Afb. 10)
Afb. 3
Afb. 1
Afb. 2
Afb. 4
Afb. 6
Afb. 5
Afb. 10
Afb. 7
Afb. 8
Afb. 9
Inkepingen
Klemmetje
NL
NL