7. Bevestig voor het eerste gebruik het de vlieglijnen aan beide lussen van de toom (toompunt) met behulp van een
katteklauw-knoop (voor instructies, zie figuur 2 op pagina 2). Doe dit door de bakboord-stuurboord-regel te
volgen en maak de lijn met de rode spoel vast aan de linkerknoopadapter en de lijn met de blauwe spoel aan de
rechterknoopadapter.
8. Draai de vlieger daarna om, met de buik van de vlieger naar de grond gericht en de neus (A) tegen de wind in
gericht (de ribben zijn naar de grond gericht). In deze positie kan de vlieger niet opstijgen, omdat de vlieger door
de wind tegen de grond wordt gedrukt.
9. Wikkel de vlieglijn vervolgens volledig uit. Loop terwijl u dit doet tegen de wind in, weg van de vlieger. Zorg ervoor
dat beide vlieglijnen even lang en gespannen zijn wanneer u begint met vliegeren.
Geschikt gebied om te vliegeren
Selecteer een geschikt gebied, idealiter met een vlakke ondergrond. Het gebied waar u gaat vliegeren moet vrij zijn van
gebouwen, bomen en andere obstakels die een wervelend effect kunnen creëren of de vlieger kunnen hinderen.
Lij is de benedenwindse zijde, loef is de bovenwindse zijde. De vlieger vliegt benedenwinds, dus u moet als vliegeraar met
de wind in uw rug staan.
Het perfecte windvenster
Onderneem uw eerste pogingen tot vliegeren onder gemiddelde, gelijkmatige windomstandigheden!
De vlieger vliegt binnen het windvenster, dat ongeveer de grootte heeft van een kwart bol en zich vormt rond de vliege-
raar (zie figuur 3 op pagina 2).
Zenith (positie op 12 uur)
➞
de vlieger is stabiel en er is geen trekkracht
Windvensterrand (positie op 3 en 9 uur)
➞
laagste trekkracht; vlieger komt tot stilstand
Powerzone
➞
maximale winddruk op de vlieger.
Aan de slag
1. Zorg er voordat u aan de slag gaat voor dat alle verbindingsdelen goed zijn vastgezet en dat de vlieger op geen enkele
manier is beschadigd.
2. Controleer de windrichting en bepaal het startpunt binnen het windcentrum. De wind staat in uw rug.
3. Vraag bij uw eerste pogingen of iemand u kan helpen de vlieger vast te houden met de lijnen licht gespannen. Wanneer
de vliegeraar een seintje geeft, stuurt de assistent de vlieger vervolgens naar boven.
4. Houd uw handen uitgestrekt naar voren en parallel aan elkaar. Trek gelijkmatig aan beide lijnen tot de vlieger opstijgt.
Als er weinig wind is, wordt aanbevolen een kleine stap achteruit te doen.
Vliegeren
1. Probeer tijdens uw eerste pogingen de vlieger rechtstreeks naar de zenith-positie te laten vliegen.
2. Wanneer u aan de rechter stuurlijn trekt, beweegt de vlieger naar rechts.
3. Wanneer u aan de linker stuurlijn trekt, beweegt de vlieger naar links. Hoe harder u trekt, hoe nauwer de draaicirkel
van de vlieger.
4. Houd de spoelen op dezelfde lengte en in neutrale positie, zodat de vlieger in de zenith-positie boven u blijft
hangen.
5. Kruis uw armen nooit, maar houd uw handen altijd parallel aan elkaar.
6. Wanneer u lang genoeg aan een zijde trekt, maakt de vlieger een volledige cirkel, waardoor de stuurlijnen om hun
eigen as draaien. Dat is geen probleem, omdat ze bij de volgende cirkel in de tegenovergestelde richting draaien.
Veilig landen
1. Laat de vlieger niet binnen het windcentrum landen. Vlieg naar links of naar rechts richting de windvensterrand,
waar minder trekkracht aanwezig is.
2. Trek licht aan de vlieglijn die naar de grond is gericht om de vlieger langzaam te laten dalen tot op de grond.
3. Neem vlak voordat de vlieger landt een paar stappen naar voren om de spanning van de stuurlijnen te
verminderen.
4. Om ervoor te zorgen dat de vlieger niet opnieuw opstijgt, wordt aanbevolen iemand anders de vlieger te laten
opvangen en vastzetten.
Onderhoud en zorg
De vlieger is eenvoudig te reinigen en heeft geen speciaal onderhoud nodig. Verwijder vuil met een lauw, mild zeepsopje.
Vouw de vlieger op nadat deze volledig is gedroogd. Bewaar de vlieger op een plek beschermd tegen direct zonlicht.
We wensen u optimale windomstandigheden en veel plezier met uw SCHILDKRÖT-vlieger!
16