33
NL
STOFMASKER MET VENTIEL
GEBRUIKSINSTRUCTIES
BELANGRIJK: Stofmaskers voor eenmalig gebruik tegen vaste en
vloeistofdeeltjes worden geclassi�ceerd volgens een van de volgende drie
categorieën: FFP1, FFP2 of FFP3. Voordat u de onderstaande informatie leest,
dient u te controleren tot welke categorie het stofmasker behoort. Dit kunt u
vinden op de verpakking en het stofmasker zelf.
TOEPASSINGEN
FFP1: Bescherming tegen niet-giftige vaste en vloeistofdeeltjes in
concentraties tot 4,5 × MAC/OEL/TLV.
FFP2: Bescherming tegen niet-giftige en laag tot gemiddeld giftige vaste en
vloeistofdeeltjes in concentraties tot 12 × MAC/OEL/TLV.
FFP3: Bescherming tegen niet-giftige, laag tot gemiddeld giftige en zeer
giftige vaste en vloeistofdeeltjes in concentraties tot 50 × MAC/OEL/TLV.
PASVORMINSTRUCTIES
1. Pak het stofmasker met uw vingertoppen beet bij het neusstuk. Laat de
hoofdbandjes los onder uw hand hangen.
2. Houd het masker tegen uw gezicht met het neusgedeelte tegen uw
neusbrug.
3. Trek het onderste hoofdbandje uit en over uw hoofd. Positioneer het
bandje onder uw oren. Trek het bovenste hoofdbandje uit en over uw
hoofd. Positioneer het bandje boven uw oren.
4. Druk het zachtmetalen neusstuk aan zodat deze stevig om uw neus
klemt.
5. Om de pasvorm te testen, legt u beide handen over het stofmasker
en ademt u hard uit. Als er lucht rondom uw neus ontsnapt, druk het
neusstuk dan steviger vast. Als er lucht rond de randen ontsnapt,
positioneer de hoofdbandjes dan opnieuw zodat ze beter zitten.