2093
4
NL
HYDRAULISCHE INSTALLATIE
Opgelet:
vooraleer de brander te starten, controleren of de terugloopbuis niet verstopt is, want
daardoor zou de dichting van de pomp beschadigd kunnen worden.
De maximale onderdruk mag niet meer
zijn dan 0,4 bar (30 cm Hg). Boven die
waarde ontsnapt het gas van de
brandstof.
De leidingen moeten volledig lucht-
dicht zijn. Het is aangeraden dat de
aanzuig - en de terugloopleiding
zich in het reservoir op dezelfde
hoogte bevinden.
In dat geval is de voetklep overbodig,
maar als de terugloopleiding hoger
ligt dan het brandstofniveau is de
voetklep noodzakelijk.
Die oplossing biedt minder zekerheid
dan de vorige wegens een slechte
dichtheid van de klep.
AANZUIGING VAN DE POMP
De brander in werking stellen en de aan-
zuiging afwachten.
Als de brander in veiligheid gaat voor er
brandstof wordt toegevoerd moet men
minstens 20 seconden wachten vooral-
eer de hele operatie te herhalen.
Het is noodzakelijk een filter te plaatsen op de voedingslijn van de brandstof.
H
meter
L meter
ø i
8 mm
ø i
10 mm
0,5
1
1,5
2
10
20
40
60
20
40
80
100
OPGELET
De pomp is voorzien voor een installatie met twee leidingen.
Verwijder de by-pass schroef (A)
bij werking met één leiding.
(Zie figuur hiernaast).
A
D5199
AANZUIGING VAN DE POMP
De stop van de vacuümmeteraansluiting los-
draaien (5, fig. 1) en wachten tot de brandstof
naar buiten loopt.
H
= Niveauverschil.
L
= Max. lengte van de
aanzuigleiding.
ø i
= Binnendiameter van de
leiding.
H
m
ax.
4 m
H
H
max.
4 m
min. 0
.1 m
D5219
D5220
H
meter
L meter
ø i
8 mm
ø i
10 mm
0
0,5
1
1,5
2
3
3,5
35
30
25
20
15
8
6
100
100
100
90
70
30
20