10A Omschakelen naar mode 1:
• Houd regelaar
2A
linksboven en regelaar
2B
rechtsboven
• Zet tegelijk de ON/OFF-schakelaar
2F
op ON (model blijft uit)
• Beweeg de regelaars
2A
en
2B
ten minste tweemaal helemaal door om ze te kalibreren
• Afsluitend een trimknop ten minste twee seconden vasthouden
10B Omschakelen naar mode 2:
• Houd de regelaars
2A
en
2B
linksboven
• Zet tegelijk de ON/OFF-schakelaar
2F
op ON (model blijft uit)
• Beweeg de regelaars
2A
en
2B
ten minste tweemaal helemaal door om ze te kalibreren
• Afsluitend een trimknop ten minste twee seconden vasthouden
10 GEAVANCEERDE INSTELLINGEN
Mode 1
Regelaar
2A
: voor- en achteruit en draaiing
Regelaar
2B
: liftkracht en zijwaarts
Mode 2
Regelaar
2A
: liftkracht en draaiing
Regelaar
2B
: voor-/achteruit en zijwaarts
Omschakelen tussen vliegmodus 1 en 2
Het begrip vliegmodus heeft betrekking op de toewijzing van de stuurregelaars:
10C Omkeren van de stuurrichting van de regelaars
De stuurrichting van de regelaars kan worden aangepast in het setup-menu. Gebruik
deze functie alleen als u al voldoende ervaring met de omgang met het
model hebt opgedaan (mode 2, het model ingeschakeld):
• Houd regelaar voor liftkracht
2A
helemaal naar beneden
• Druk tegelijk de regelaar voor voor-/achteruit
2B
ten minste een seconde lang
verticaal naar beneden
• Op de display wordt ‚SE‘ weergegeven. Keer nu de stuurrichtingen van de betreffende
assen om met de trimknoppen
• Houd de regelaar voor voor-/achteruit
2B
ten minste 2 seconden recht naar onderen
gedrukt om de wijzigingen op te slaan en het menu te verlaten
10D Gevoeligheid van de stuurregelaars
Door de gevoeligheid van de stuurregelaars te veranderen, kan de vliegsnelheid van
het model worden aangepast. Gebruik deze functie alleen als u al voldoende ervaring
met het model hebt opgedaan (mode 2, het model uitgeschakeld):
1. Beweeg regelaar voor liftkracht
2A
helemaal naar beneden en houd hem daar.
Druk regelaar voor voor-/achteruit
2B
ten minste een seconde lang verticaal naar
beneden Laat wanneer ‚SE‘ op de display wordt weergegeven alle regelaars los
2. Druk nu de regelaar voor liftkracht
2A
verticaal naar beneden. Elke keer dat er weer
wordt gedrukt, wordt doorgeschakeld tussen draaiing, voor- en achteruit en zijwaarts
vliegen. Met drie knipperende punten in de trimbalk wordt aangegeven, wat er op
dat moment kan worden gewijzigd
3. Door op de betreffende trimregelaar te drukken, kan de gevoeligheid worden
ingesteld op een waarde tussen 20 (langzaam) en 60 (snel)
4. Houd de regelaar voor voor-/achteruit
2B
ten minste 2 seconden recht naar onderen
gedrukt om de wijzigingen op te slaan en het menu te verlaten
10E De sensoren opnieuw kalibreren
Soms kan het nodig zijn om de gyroscopische sensor van het model opnieuw te kalibreren.
Controleer voordat u het model opnieuw kalibreert, of de accu vol is en de rotoren niet
beschadigd zijn. Als het model nog steeds wegdrijft in een richting en het beschikbare
trimbereik niet voldoende is om dit te compenseren, ga dan als volgt te werk:
Mode 2:
• Model en zender ingeschakeld en verbonden
• Schakel over naar het tweede snelheidsniveau door regelaar
2B
loodrecht in te drukken
• Houd nu regelaar
2A
naar rechtsonder en beweeg regelaar
2B
snel heen en weer
• Wanneer de statusled‘s knipperen, is de procedure voltooid
Mode 1:
• Model en zender ingeschakeld en verbonden
• Schakel over naar het tweede snelheidsniveau door regelaar
2B
loodrecht in te drukken
• Houd nu regelaar
2A
naar rechtsonder, houd tegelijk ook regelaar
2B
naar beneden
en beweeg deze snel heen en weer
• Wanneer de statusled‘s knipperen, is de procedure voltooid
Nederlands
Nederlands
9 DE PROPELLERS VERVANGEN
Als de rotorbladen van het model beschadigd raken, moeten deze vervangen
worden. Ga als volgt te werk:
9A
Let bij het monteren op de correcte plaatsing van de rotoren.
9B
Gebruik de meegeleverde rotortrekker om de rotoren naar boven toe los te trekken.
9C
Druk de nieuwe rotor weer voorzichtig vast op de motoras.
• Zet het model altijd op een vlakke ondergrond. Een schuin vlak kan het startgedrag
van het model onder bepaalde omstandigheden negatief beïnvloeden.
• Beweeg de regelaars altijd langzaam en met gevoel.
• Houd het model altijd in het oog, kijk niet naar de zender!
• Beweeg de liftkrachtregelaar weer een beetje naar beneden zodra het model
loskomt van de grond. Pas de liftkrachtregelaar aan om de vlieghoogte te handhaven.
• Beweeg de liftkrachtregelaar iets naar boven als het model teveel daalt.
• Beweeg de liftkrachtregelaar weer iets naar beneden als het model teveel stijgt.
• Het is vaak al genoeg om de richtingsregelaar een heel klein beetje in de gewenste
richting te tikken om een bocht te maken. De eerste keren dat met het model wordt
gevlogen, heeft men meestal de neiging de regelaars te heftig te bedienen. Beweeg
de regelaars altijd langzaam en voorzichtig, in geen geval snel en schokkerig.
• Beginners kunnen na het afstellen van de trim het best eerst de beheersing van de
liftkrachtregelaar oefenen.
Het model hoeft aanvankelijk niet per se rechtuit te vliegen. Het is beter om eerst te
proberen een constante hoogte van ongeveer een meter boven de grond te handhaven
door de liftkrachtregelaar steeds kortstondig aan te raken. Oefen daarna pas met het
naar links en rechts sturen van het model.
AANWIJZINGEN VOOR VEILIG VLIEGEN
ALGEMENE VLIEGTIPS:
44
45