59
• Maak de effectstraler met de beugelhouder (1) vast aan het plafond, de muur of een daarvoor geschikt
dragersysteem. De installatie mag nooit lichtlopend zijn. Gebruik hiervoor montagemateriaal dat geschikt
is voor het bevestigingsoppervlak en dat de last van de LED-spot dragen kan.
• Beveilig het apparaat verder nog met een daarvoor geschikte veiligheidsvangkabel of een vangnet
wanneer u het apparaat op grotere hoogtes installeert. In geval van een fout in de hoofdophanging
moeten de veiligheidsvangkabel resp. het vangnet onafhankelijk van de hoofdophanging de LED-spot
kunnen opvangen.
• Stel de door u gewenste stralingshoek in en draai de stergreepschroef (3) van de beugelhouder goed
vast.
9. DMX 512-aansluiting
Een DMX-keten kan uit maximaal 50 apparaten bestaan omdat de controller anders overbelast
wordt.
De maximale totale lengte van de DMX-keten mag niet meer zijn dan 50 m.
Als er XLR-microfoonkabels worden gebruikt, kunnen er storingen optreden bij de overdracht
van DMX-signalen. Gebruik in dit geval DMX-kabels speciaal voor hoge frequenties.
a) Aansluiting op een DMX-controller
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor aansluiting op DMX-controllers met DMX-512-
protocol.
• Verbind de DMX-ingang
DMX IN
(6) met de uitgang van de DMX-controller.
• Gebruik hiervoor een afgeschermde XLR-kabel. De controller moet afhankelijk van de DMX-gebruikswijze
over max. 4 vrije besturingskanalen beschikken.
• Verbind de DMX-uitgang
DMX OUT
(7) met de DMX-ingang van het erop volgende apparaat.
• Mocht de LED-spot het laatste of enige apparaat in de DMX-keten zijn, steek dan in de DMX-uitgang
DMX OUT
een stekker met een 120 Ohm/0,25 W-afsluitweerstand (tussen Pin 2 en Pin 3).