III. INSTALLATIE
De ontvanger is bedoeld voor toepassing in droge ruimten en past in een inbouwdoos met diameter Φ60
of groter. De ontvanger kan ook in de behuizing van de besturing worden gemonteerd. Houd bij de
installatie rekening met de technische specificaties van de ontvanger. Plaats de ontvanger niet in een
vochtige omgeving of omgeving waar plotselinge temperatuurverschillen plaatsvinden. Omdat de
aansluitklemmen van buiten bereikbaar zijn dient een galvanische scheiding van overige componenten
voorzien te zijn, zeker wanneer de ontvanger bij de besturing ingebouwd wordt. Zorg ervoor dat de
ontvanger en bedrading niet tegen componenten liggen welke heet worden (bijvoorbeeld:
transfomatoren, motoren, actuatoren of bedieningselemanten). De elektrische aansluiting dient
uitgevoerd te worden conform a eelding 1.
Denk bij de plaatsbepaling van de ontvanger aan het volgende:
ź
negatief effect op de antenne door stroomvoerende delen en metalen objecten
ź
negatief effect op het bereik door externe bronnen
ź
negatief effect op bereik door gebouwen, isolatiematerialen of versterkte betoonen muren of vloeren
ź
vermindering van het bereik als gevolg van een praktisch lege batterij
ź
verhogen van het bereik door de antenne hoger te plaatsen
De ontvanger wordt vanuit de fabriek geleverd met een draadantenne.
De automatisering dient op de geselcteerde uitgang van de ontvanger aangesloten te worden. Als de
auromatisering een normaal open (NO) contact nodig heeft, dient deze aangesloten te worden op de
klemmen NO en C. Als een normaal gesloten (NC) contact nodig is, dient deze aangesloten te worden op
NC en C van de 1e uitgang.
Wanneer de voeding 12...24Vac/dc aangesloten is, knipperen de LED's C1 en C2 cyclisch en simultaan.
Tijdens bediening wordt elke activering van een kanaal weergegeven door de bijbehorende LED (C1 of C2).
NL