Plaats de bouten terug om de asplaten en rugplaten vast te maken aan de camberbuis.
Gebruik indien nodig kortere of langere bouten uit het geleverde pakket. Bouten moeten
altijd in de buitenste gaten van de asplaat worden geplaatst. Zorg ervoor dat u altijd een
beugel installeert onder de rugplaat en moer aan de binnenkant van de stoel (F) wanneer
de asplaat en rugplaat niet overlappen. Indien de rand van de asplaat de rugplaat overlapt
en de installatie van een standaard beugel verhindert, installeer dan een gedeeltelijke
beugel die wordt geleverd met het bijkomende pakket.
Wanneer de as- en rugplaten vast zitten, bevestigt u de achterwielen en gaat u de stoel
proberen met behulp van een spion om te zien hoe de bijstelling aanvoelt.
2. Camberstand (Fig. 8)
De bijstelling van de camberstand biedt meer zijdelingse stabiliteit door de verhoogde
breedte en hoek van de wielbasis. De bijstelling van de camberstand laat ook sneller
draaien toe en gemakkelijkere bediening van de hoepels (A).
De camberstand wordt bepaald door de camberbuis (B), die verkrijgbaar is bij uw erkende
dealer in hoeken van 0º, 2°, 4º and 8º.
3. Toespoor en uitspoor (Fig. 9 - 12)
Voordat u het toespoor en uitspoor gaat bijstellen volgt u de instructies onder hoofdstuk F.
Toespoor en uitspoor bepaalt hoe goed de achterwielen van de rolstoel justeren. Dit zal een
invloed hebben op hoe goed de stoel rolt. Weerstand treedt op wanneer de wielen niet
goed zijn gejusteerd of aangepast. Verwijder de achterwielen en draai de 8 moerbouten (C)
(4 per kant), die de camberbuis vastzetten, los. Maak de achterwielen weer vast.
a. Toespoor: om toespoor te elimineren draait u de camberbuis naar de achterkant van
de stoel.
b. Uitspoor: om uitspoor te elimineren draait u de camberbuis naar de voorkant van de
stoel.
Een goed bijgestelde rolstoel mag geen toespoor of uitspoor hebben. Meet tussen de
buitenkanten van de wielen aan de voorzijde (E) en achterzijde (D) van de band. Draai de cam-
berbuis zoals hierboven aangeduid tot de afstand tussen de wielen gelijk is zowel aan de
voorkant als aan de achterkant. Zorg ervoor dat de camberbuis van links naar rechts is uitge-
lijnd door de lengte van de buis te meten die uitsteekt buiten de asplaat aan beide kanten van
de stoel (F). Deze lengtes aan beide kanten moeten gelijk zijn. Draai de 8 moerbouten weer
vast en overeenstemmend. Controleer op toespoor en uitspoor. Stel bij indien nodig.
4. Bijstellen van de spanning van het zitjuk (Fig. 13)
Voordat u schroeven of bouten of moeren, die de camberbuis vastzetten, losmaakt (zie
Bijstellen van de achterkant van de zitting en Toespoor en uitspoor) volgt u de onder-
staande instructies.
De spanning van de zitmat zal de asklemmen naar binnen trekken wanneer de bouten en
moeren die de asklemmen op de camberbuis vastzetten, losraken. Om zeker te zijn dat de
asklemmen in de juiste positie staan, markeert u de locatie van de asklemmen op de cam-
berbuis door een strookje plakband op de camberbuis te kleven aan de buitenkant van de
asklem (A). Plaats de asklemmen altijd terug in deze positie wanneer u de stoel monteert.
Tijdens het monteren begint u aan één kant van de stoel en past u de asklem aan de plak-
band. Maak de bouten en moeren vast zodat de asklem aan deze kant vastzit op de camber-
buis. Spreid daarna de asplaten uiteen zodat de asklem aan de andere kant overeenstemt
met het plakband, en draai dan de bouten vast.
5. Bijstellen van asvoering van achterwiel (Fig. 14)
De asvoering moet stevig worden gehouden voor een goede prestatie van de stoel.
Om de as bij te stellen hebt u een 3/4" moersleutel nodig om de buitenste moeren te
draaien. U hebt ook een 1/2" moersleutel nodig om de aslagers te plaatsen aan de uitein-
den van de as, en zodat de as niet kan gaan draaien.
Draai de buitenste as vast tegen de klok in. Er mag enkel nul tot één tienduizendste spel-
ing zijn (0,25mm).
930488 Rev. A
130
N e d e r l a n d s
X . M o n t e r e n e n A a n p a s s i n g e n
A
B
C
Uitspoor
Toespoor
D
E
F
A
8
9
10
11
12
13
14