119
1
119
F
DE LUCHTFILTERS REINIGEN
Om uw apparaat effectief te laten werken moet u na elke week van gebruik het filter
reinigen.
Het verdampingsfilter kan verwijderd worden zoals weergegeven in Afb. 28.
Het condensatiefilter bestaat uit twee delen.
Stap 1: Verwijder één filter zoals weergegeven in Afb. 29.
Stap 2: Verwijder het andere filter zoals weergegeven in Afb. 30-31.
Afb. 28
Afb. 29
Afb. 30
Afb. 31
Gebruik een stofzuiger om stofophoping op het filter te verwijderen. Dompel het
onder in warm water als het erg vuil is en spoel het een aantal keren. Het water
mag nooit warmer zijn dan 40°C (104°F). Laat na het reinigen het filter drogen en
bevestig daarna het inlaatrooster terug aan het apparaat.
G
METHODE VOOR HET AFLATEN VAN WATER
Bij een overmatige condensatie in de eenheid stopt het apparaat met werken en
wordt ” ” (VOLLE TANK, zoals beschreven in ZELFDIAGNOSE) weergegeven.
Dit geeft aan dat het gecondenseerde water afgelaten moet worden volgens de
volgende procedures:
Handmatig aflaten (Afb. 24)
Er moet mogelijk water afgelaten worden op plaatsen met hoge luchtvochtigheid
1 Trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact.
2 Plaats een opvangbak onder het onderste aflaatpunt. Zie tekening.
3 Plaats een opvangbak onder het onderste aflaatpunt. Zie tekening.
4 Het water zal in de opvangbak lopen (mogelijk niet meegeleverd).
Afb. 24
Uitlaat
aflaat
Stop Aflaat
Opvangbak aflaat
