Philips 989803163171, Instructions For Use Manual

Page: 33 / 254

21
Waarschuwingen
• Controleer de manchet, de koppelingen en de slangen regelmatig op
tekenen van slijtage of beschadiging. Vervang beschadigde of
versleten manchetten en onderdelen indien nodig.
• Vervang de manchet als de haak en de lusbevestiging bij het
oppompen niet op hun plaats blijven zitten.
Veiligheid van de patiënt:
• Gebruik geen manchet op een arm of been met een intraveneus
infuus of arteriële katheter. Dit kan weefselbeschadiging rond de
katheter opleveren wanneer het infuus wordt geblokkeerd tijdens
het oppompen van de manchet.
• Gebruik de manchet niet bij patiënten met sikkelcelziekte of bij
patiënten waarbij huidbeschadiging is opgetreden of te verwachten
is.
• Wikkel de manchet niet te strak rond arm of been. Te strakke
wikkeling kan kleurverlies en eventueel ischemie in de ledematen
veroorzaken.
• Inspecteer de meetplek regelmatig om te controleren of de kwaliteit
van de huid normaal is.
• Kijk of de arm of het been met de manchet normaal van kleur,
temperatuur en gevoeligheid is. Als de kwaliteit van de huid
verandert, of wanneer het gevolgen heeft voor de circulatie,
verplaats de manchet dan naar een andere plek of stop onmiddellijk
met bloeddruk meten.
• Controleer de manchet vaker bij automatische of CITO-metingen.