11
5
Comfortabel koken
Ontsteken en instellen
Een symbool boven de bedieningsknop geeft aan welke
brander wordt bediend.
Aansteken met vonkontsteking
Druk de bedieningsknop in en draai hem linksom. De brander
ontsteekt. Voor de toestellen met vlambeveiliging moet u de
bedieningsknop ongeveer 5 seconden ingedrukt houden om
de vlambeveiliging in te schakelen.
Aansteken zonder vonkontsteking
Druk de bedieningsknop in en draai deze linksom naar
vol-open. Ontsteek de brander met een lucifer of met een
gasaansteker.
Ontsteekt de brander niet, controleer dan of:
- de branderdop goed op de brander ligt;
- de brander schoon en droog is.
Elke brander kan traploos worden geregeld tussen vol- en
kleinstand.
Pas op:
het glazen sierdeksel kan kapot springen bij verhitting. Zet alle branders uit
voordat u de sierdeksel sluit.
10
4 Bediening
1. Indicatie kookzone
2. 0-stand
3. Volstand
4. Kleinstand
goed
fout
De gaskookplaat optimaal gebruiken
Zorg er altijd voor dat de vlammen onder de pan blijven.
•
Als vlammen om de pan heen spelen, gaat veel energie
verloren. Bovendien kunnen de handgrepen dan te
heet worden. Gebruik geen pannen met een kleinere
bodemdiameter dan 12 cm. Kleinere pannen staan niet
stabiel.
(Roer)bakken, doorkoken van grote hoeveelheden en frituren kunt u (indien van
•
toepassing) het beste doen op de sterkbrander.
Sauzen bereiden, sudderen en doorkoken kunt u het beste doen op de
•
sudderbrander. Op de vol-open stand is deze brander groot genoeg voor het
doorkoken.
Gebruik voor alle andere gerechten de normaalbranders.
•
Kook met het deksel op de pan. U bespaart dan tot 50% energie.
•
Gebruik pannen met een vlakke, schone en droge bodem. Pannen met een vlakke
•
bodem staan stabiel en pannen met een schone bodem dragen de warmte beter
over naar het gerecht.