31
n
telling voor de betrouwbare herkenning van kritieke
bankbiljetten uit aan beide zijden
.
Functies
Tellen
Bij deze functie wordt het aantal bankbiljetten en af
hankelijk van de instelling van de sensoren ook de
echtheid gecontroleerd.
Gedurende de telling wordt het aantal bankbiljetten
weergegeven op het bovenste deel van het display.
Als de getelde bankbiljetten uit het uitvoervak worden
genomen, springt het bovenste deel van het display
op
X0
en het onderste deel van het display toont het
aantal stuks.
Optellen
Als na elkaar meerdere bundels bankbiljetten in het
inlegvak worden gelegd, wordt de telling voortgezet –
zelfs als de getelde bankbiljetten uit het uitvoervak
genomen zijn.
Æ
Druk op de toets
ADD
.
Ê
Functie optellen is geactiveerd/gedeactiveerd.
Bundelen
Bij deze functie stopt de telling als een vooraf inge
steld aantal stuks bankbiljetten geteld is. Als de afge
telde bundel uit het uitvoervak wordt genomen,
springt het display naar
X0
en de volgende bundel
wordt afgeteld.
Het aantal bankbiljetten kan van
1
tot
999
naar keuze
worden ingesteld. Het vooraf ingestelde aantal stuks
wordt weergegeven in het onderste deel van het dis
play.
Als er geen bankbiljetten meer in het inlegvak liggen
voordat het vooraf ingestelde aantal stuks wordt
bereikt, knippert het display
BATCH
. Als nieuwe
bankbiljetten in het inlegvak worden gelegd, wordt het
proces voortgezet.
Æ
Druk op de toets
BATCH
.
Ê
Op het display knippert de tekst
BATCH
. In het
onderste deel van het display verschijnt de vooraf
ingestelde waarde
100
.
Æ
Voer met de cijfertoetsen het door u gewenste aantal
in.
Ê
Het ingevoerde aantal stuks wordt weergegeven in
het onderste deel van het display.
Sorteren
Bij deze functie, die altijd actief is, wordt het eerste
bankbiljet vastgelegd als referentie. Als het apparaat
een daarvan afwijkend bankbiljet detecteert, stopt het
apparaat. De weergave krijgt een rode achtergrond
en op het display verschijnt
d
. Het afwijkende bankbil
jet kan worden uitgesorteerd.
Of het uitgesorteerde bankbiljet wel of niet moet
worden meegeteld, kan worden vastgelegd in de in
stellingen (zie Instellingen).
Instellingen
De gevoeligheid van de sensoren en andere parame
ters kunnen worden gewijzigd via de instellingen.
Æ
Druk op de toets
SET
en houd hem enkele seconden
ingedrukt totdat het geluidssignaal stopt.
Ê
Op het display verschijnen
d05
en
C5 100
.
d05
is de huidige waarde van de geheugenlocatie
C5 100
. Met de pijltoetsen kan de waarde worden
gewijzigd.
Æ
Druk nogmaals op de toets
SET
.
Ê
De volgende geheugenlocatie en zijn waarde
worden weergegeven.
Door te drukken op de toets
SET
bij de laatste ge
heugenlocatie verlaat de instelfunctie.