NUTOOL NCD12, Original Instructions Manual

Page: 45 / 160

45
NL
batterijlader.
7. Stel de oplaadtijd in op slechts 3 (5-7) uur.
8. Wanneer de transformator niet gebruik wordt, koppel hem
dan van het stopcontact af en bewaar hem in een geschikte
kast.
9. Vermijd om de batterij op te laden bij zeer lage temperaturen,
aangezien onder die omstandigheden het laadvermogen
niet voldoende zal zijn.
10. Wanneer meerdere batterijenpakketten snel achter elkaar
opgeladen moeten worden, moeten tenminste 30 minuten
rust tussen de ene en de andere oplaadbeurt aangehouden
worden om de transformator de tijd te geven om af te
koelen.
Wanneer de boormachine niet gebruikt wordt, verwijder dan het
batterijenpakket en bewaar het op een veilige plaats.
AANVULLENDE OF RESERVEBATTERIJEN
Bij het servicecentrum zijn aanvullende of reservebatterijen
verkrijgbaar die speciaal ontworpen zijn voor gebruik met deze
boormachine en met deze batterijlader.
1
Batterij
2
Ontgrendelhaak batterij
3
Aan/Uit trekker
4
Rotatie rechtsom/linksom
5
Koppelregelaar
6
Handgreep
7
Spil zonder sleutel
8
Batterijlader
9
Boormachine met batterij
COMPONENTEN EN
BEDIENINGSELEMENTEN (FOTO 1)
AFSTELLING VAN DE SNELHEID (FOTO 2)
Om de boormachine met lage snelheid te starten, hoeft
men slechts een lichte druk op de trekker uit te oefenen. Bij
toenemende druk, neemt ook de snelheid toe. Verwijder altijd de
batterij voordat afstel- of onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd.
BEDIENING VAN DE SPIL ZONDER SLEUTEL
(FOTO 3)
De spil zonder sleutel die op deze schroefboormachine is
gemonteerd, zorgt voor makkelijk inbrengen en verwijderen van
de boren (Foto 3).
De spil heeft twee draaiende klemmen (A en B). Kies de
gewenste boor of schroefbit en steek deze in de klauwen van
de spil. Draai de klem A linksom totdat de klauwen de boor
vastpakken. Houd met de vrije hand de klem B vast en draai
de klem A linksom totdat hij de boor vastgrijpt. Gebruik geen
overmatige kracht voor het vastdraaien.
Monteer de batterij weer op zijn plaats en de schroefboormachine
is klaar voor gebruik.
AFSTELLINGEN VAN HET KOPPEL (FOTO 4)
Het is mogelijk om de koppelwaarde of het aanhaalvermogen
van de schroefboormachine in te stellen; afhankelijk van de
toepassing zijn verschillende vermogensniveaus vereist.
Wanneer men schroeven met grote doorsnede wil vastdraaien
is een grotere torsiekracht vereist dan voor kleinere schroeven.
Wanneer de ingestelde koppelwaarde wordt bereikt, stopt de
spil met draaien.
ER ZIJN 16 KOPPELWAARDEN:
1-3 Voor het vastdraaien van kleine schroeven.
4-5 Voor het vastdraaien van schroeven in zacht
materiaal of kunststof.
6-7
Voor het vastdraaien van schroeven in zacht hout.
8-9 Voor het vastdraaien van schroeven in zacht/
halfhard hout.
10-13
Voor het vastdraaien van schroeven in hard hout.
14-16 Voor vastdraaien waarvoor bijzondere kracht is
vereist of voor het doorboren van metalen of wanneer puntboren
worden gebruikt.
N.B. – Begin altijd met de laagste koppelwaarde.
Het symbool geeft de maximale koppelwaarde aan die
gebruikt wordt wanneer gaten worden geboord of zeer grote
schroeven worden vastgedraaid.
KEUZESCHAKELAAR ROTATIE RECHTSOM/LINKSOM
(FOTO 5)
De draairichting van de boormachine kan gewijzigd worden met
de schakelaar die boven de trekker is gesitueerd.
Om een rotatie in omgekeerde richting te verkrijgen, moet de
knop volledig naar links worden gedrukt.
Druk de knop volledig naar de rechterkant van de handgreep om
over te gaan op voorwaartse rotatie.
WAARSCHUWING!
Het gereedschap is ontworpen voor gebruik als boormachine
en als schroevendraaier. Bevestig geen andere accessoires
behalve de aanbevolen accessoires.
N.B
. – Als voorzorgsmaatregel, om onverwachts inschakelen
tijdens transport te voorkomen, kan men de vooruit/achteruit
schakelaar in de middelste of neutrale stand zetten: de
boormachine wordt zo onwerkzaam gemaakt.
RAADGEVINGEN VOOR EEN GOEDE WERKING
1. Breng om het vastdraaien te versnellen, bijenwas of
kaarswas op de schroefdraad van de schroeven aan.
2. Maak daar waar mogelijk een geleidingsgat met kleinere
diameter, om sneller te kunnen vastdraaien en de
mogelijkheid dat het hout splijt te voorkomen.