Norpe Oy 8/2007
5
DisplaY van de NRC-100
1.1 gebruikersinterface
Met het display en de vier toetsen kan
de gebruiker de status van het apparaat
bekijken en de instellingen ervan wijzigen.
Raadpleeg 1.7 Display-aanduidingen als
in het display de foutmelding
err6
wordt
weergegeven. Raadpleeg 1.1 over het
deblokkeren en blokkeren van het display
als het display geblokkeerd is.
1.2 toetsen en menu’s
Toets
omhoog
– Door de menuonderdelen
bladeren, waarde verhogen en activeren van
de functie voor handmatig ontdooien.
Toets
omlaag
– Door de menuonderdelen
bladeren, waarde verlagen
Toets
fNC
– Functie beëindigen, menu
openen
Toets
ok
– Menu openen, selectie be-
vestigen
1.3 openen en gebruik van
de menu’s
De functies van het apparaat zijn onder-
gebracht in menu’s die kunnen worden
geopend door op een toets te drukken:
1.4 Meetmenu (toets
fNC
)
1.5 Gebruikersmenu
(toets
fNC
5
seconden ingedrukt houden)
1.6 Servicemenu (toets
ok
5 seconden
ingedrukt houden) Het servicemenu is
beveiligd met een wachtwoord. Als de
toets
ok
gedurende 5 seconden wordt
ingedrukt, verschijnen er vier nullen in
het display (0000). Het wachtwoord is
195. Selecteer het eerste cijfer met
de toetsen
omhoog
of
omlaag
.
Druk op
ok
om naar het volgende
cijfer te gaan (van links naar rechts).
1.4 meetmenu
Druk op de toetsen
omhoog
of
omlaag
om door de menuonderdelen te bladeren.
Druk op
ok
om de waarde van een functie
weer te geven.
sett
– Ingestelde waarde
Nd
– Volgend ontdooitijdstip (uu.mm)
pb 1..5
– Temperatuur: 1=Thermostaat-
sensor; 2=Verdampersensor; =Sensor in
kast; 4..5=Alarmsensoren condensor
C on
– Ingeschakelde compressor (0, 1, 2
of 12)
C1 t
– Bedrijfsuren compressor 1 * 10
C2 t
– Bedrijfsuren compressor 2 * 10
1.5 gebruikersmenu ≡st1
(≡st2 indien in gebruik)
Druk op
ok
om een submenu te openen.
Druk op de toetsen
omhoog
of
omlaag
om door de andere submenu’s te bladeren.
Instellingengroep 1 – submenu (≡st1):
st1
– Ingestelde waarde 1
dif1
– Differentiaal. De compressor
wordt uitgeschakeld bij het bereiken van
de ingestelde waarde en wordt weer
ingeschakeld bij een temperatuurwaarde
gelijk aan deze ingestelde waarde plus de
waarde van dit verschil. Moet een positieve
waarde zijn.
dlt1
– Interval tussen ontdooitijdstippen
det1
– Maximale duur ontdooien
dst1
– Temperatuur waarbij ontdooien stopt
dt1
– Droogtijd, start als ontdooien stopt.
Deze tijd geeft de verdamper de gelegen-
heid tijdens het ontdooien gevormde water-
druppels te laten verdwijnen.