4.2 Sticker OPGELET! aanbrengen
Bij het apparaat worden stic-
kers geleverd met instructies
in acht talen. Kleef de sticker
met de instructies in uw taal
op de hiervoor voorziene
plaats op het deksel van het
batterijvakje!
4.3 Meetleidingen aansluiten
Het instrument is uitgerust met vier meetjacks:
1. De jack COM (12) is voor alle metingen de
gemeenschappelijke (-) jack. Verbind het
zwarte meetsnoer met deze jack.
2. De jack V Ω
CAP Hz% (11) is voor alle
metingen de gemeenschappelijke (+) jack,
behalve bij stroommetingen. Verbind het
rode meetsnoer met deze jack.
3. Voor stroommetingen tot 400 mA moet het
rode meetsnoer met de jack
µ
A/mA (5) wor-
den verbonden.
4. Voor stroommetingen tussen 400 mA en
10 A moet het rode meetsnoer met de jack
10A (4) worden verbonden.
BELANGRIJK!
Als het meettoestel buiten
wordt gebruikt, moeten de bijgeleverde afdek-
hulzen (13) in de twee ongebruikte meetjacks
worden geplugd. Pas dan is het apparaat be-
schermd conform de beveiligingsklasse IP 67.
5
Metingen uitvoeren
Haal de meetpennen van het meetobject, alvo-
rens naar een andere meetfunctie om te scha-
kelen. Anders kan het instrument worden be-
schadigd!
5.1 Meting van de spanning
1) Plaats de draaischakelaar (10) in de stand
V
. Na het inschakelen is steeds de modus
Meting van gelijkspanning geselecteerd: op
het display (6) verschijnt links bovenaan de
melding “DC” . Voor het meten van wissel-
spanningen schakelt u met de toets MODE
(3) naar de weergave “AC”. Met de toets
MODE kunt u ook weer terugschakelen
naar de meting van gelijkspanning.
2) Het rode meetsnoer moet op de jack V Ω
CAP Hz% (11) zijn aangesloten.
Opgelet!
Het meetsnoer mag niet verbon-
den zijn met de jack 10A (4) of
µ
A/mA (5),
anders bestaat er gevaar op beschadiging
van het instrument of het meetobject.
3) Houd de meetpennen op het meetobject en
lees de waarde af op het display. Als bij het
meten van gelijkspanning de rode meetpen
met de negatieve pool en de zwarte meet-
pen met de positieve pool is verbonden, dan
verschijnt op het display een minteken vóór
de gemeten waarde.
4) Tijdens het meten van wisselspanning kunt
u met de toets Hz% (2) naar de meting van
de frequentie en van de relatieve pulsduur
omschakelen. De ingangsgevoeligheid is
echter niet zo hoog en het frequentiebereik
is niet zo groot als bij een meting in de draai-
schakelaarstand
Hz%
:
Meetbereik
Gevoeligheid
Frequentiebereik
4 V~
≥ 1,5 V~
5 Hz – 10 kHz
40 V~, 400 V~
≥ 10 V~
5 Hz – 20 kHz
≥ 20 V~
5 Hz – 200 kHz
1000 V~
≥ 420 V~
50 Hz – 1 kHz
WAARSCHUWING
Houd rekening met on-
voor ziene spanningen op
meetobjecten. Condensa-
toren bijvoorbeeld kunnen
zelfs bij uitgeschakelde
spanningsbron onder ge-
vaarlijke spanning staan.
Met dit instrument mag u geen metingen
uitvoeren in stroomkringen met coronaont-
ladingen (hoogspanning). Levensgevaar!
De maximaal te meten spanning mag niet
meer dan 1000 V
¿
/~ bedragen. Anders
dreigt er levensgevaar voor de gebruiker!
WAARSCHUWING
Het meten van stroom-
kringen met een span-
ning van meer dan 42 V
mag uitsluitend worden
uitgevoerd door perso-
nen die de gevaren bij contact kennen en ge-
paste veiligheidsmaatregelen kunnen treffen.
Zorg ervoor dat u bij metingen met contact-
gevaar nooit alleen werkt. Vraag om een
tweede persoon.
Voedingsspanning:
1 x 9 V-blokbatterij
Om het gevaar van een elek-
trische schok te vermijden,
moeten de meetpennen van
de aansluitjacks en de meet-
punten worden afgehaald,
alvorens de behuizing te
openen.
Als bescherming tegen over-
spanningen en brandgevaar
zijn er zekeringen ingebouwd.
Vervang defecte zekeringen
alleen door zekeringen van
hetzelfde type!
F
10
AH
/
1000
V
F
500
mAH
/
1000
V
OPGELET!
38
NL
B