De stuurknuppel voor de staartfunctie en de bijbehorende trimmer moeten altijd in de middenpositie staan,
vóórdat u de ontvangstinstallatie en daarmee dus ook de gyroscoop in bedrijf neemt. De staartrotor moet
dan zo zijn uitgelijnd, dat de helikopter bij het zweefvliegen niet de neiging heeft zijdelings te draaien
(fabrieksinstelling).
a) Keuze van de aangesloten servo
Om de nauwkeurigheid van de gyroscoop geheel te kunnen benutten, moet een hoogwaarde supersnelle
servo van topkwaliteit worden aangesloten. Normaal gesproken dient u hiervoor een digitale servo te
gebruiken, welke duidelijk sneller aangestuurd kan worden dan een gebruikelijke analoge servo. Voor het
gebruik met hoogwaarde analoge servo's met deze gyroscoop bevindt zich op de gyroscoop een servo-
keuzeschakelaar.
De servo-keuzeschakelaar (15) is de bovenste van beide micro-
schakelaars die zich in het midden van het bedieningsveld bevinden.
Staat de DS-schakelaar (Digital-Servo-schakelaar) in de schakel-
positie “ON”, dan mogen alleen digitale servo’s met de gyroscoop
worden gebruikt.
Opgelet! Belangrijk!
Worden bij deze schakelpositie analoge servo’s
aangesloten, dan kunnen deze door de hoge
aanstuurfrequentie worden beschadigd.
Bij het gebruik van analoge servo's moet de DS-schakelaar in de positie "OFF" worden geschakeld.
Let op!
Omdat de schuifschakelaar en de instelregelaar bij deze gyroscoop zeer klein zijn uitgevoerd,
moet u alle instellingen zeer voorzichtig en alleen met behulp van de meegeleverde
schroevendraaier (zie afb. 1, positie 6) uitvoeren.
b) Initialisatie van de gyroscoop
Voor correct functioneren, moet de gyroscoop worden ge?nitialiseerd.
Deze interne compensatie wordt direct na het inschakelen van de
ontvanger automatisch uitgevoerd en duurt ca. 2 - 3 seconden.
Als teken voor de initialisatie knippert de LED (16) zeer snel. Tijdens
de initialisatie mag het model, en dus ook de gyro, niet worden
bewogen of gedraaid. Afhankelijk van de modus brandt de LED na
afloop van de initialisatie continu (AVCS-modus) of blijft donker
(normale modus).
Naast de initialisatie geeft de LED ook andere bedrijfsmodi van de
gyroscoop aan:
Let op!
Gebruikt u een elektro-modelhelikopter, ontkoppel dan eerst de motor van de regelaar, zodat
een ongecontroleerd starten van de rotoren wordt voorkomen.
Als nu de staart van de modelhelikopter snel naar de zijkant wordt gedraaid, dan moet de servo een
stuuruitslag uitvoeren.
Als de servohefboom na elke handmatige stuurbeweging van de staart direct weer in de middenpositie
(neutrale positie) terugkeert, dan werkt de gyroscoop in de normale modus.
Loopt de servohefboom pas dan weer in de middenpositie (neutrale positie) terug, wanneer de staart in
de oorspronkelijke positie teruggekeerd is, dan werkt de gyroscoop in de AVCS-modus. In dit geval moet
u bij het Reverse-menu van de zender de functierichting van de schuifregelaar veranderen.
Ons advies:
De noodzakelijke instelling van de gyroscoopgevoeligheid voor de eerste vlucht is erg afhankelijk van het
betreffende model en van de gebruikte servo. Hoe geavanceerder en sneller de aangesloten servo is, des
te groter is de max. haalbare gevoeligheid van de gyroscoop. Voor de eerste vlucht dient u de gevoeligheid
op ca. 75% in te stellen.
d) Controleren van de servodraairichting
De draairichting van de staartservohefboom is afhankelijk
van het betreffende type modelhelikopter en de
draairichting van de staartrotor (kleine pijl).
Wordt bij de zender de stuurknuppel voor de staartfunctie
naar links bediend, dan moet de staartservo de staartrotor
zo aansturen, dat de staart van boven gezien naar rechts
en de punt van de romp naar links gestuurd wordt (afb.
8 A).
Wordt bij de zender de stuurknuppel voor de staartfunctie
naar rechts bediend, dan moet de staartservo de
staartrotor zo aansturen, dat de staart van boven gezien
naar links en de punt van de romp naar rechts gestuurd
wordt (afb. 9 B).
Indien de staartservo precies tegenovergesteld aan de op afbeelding 8 beschreven manier reageert, dient
de draairichting van de staartservo op de zender te worden gewijzigd (Reverse-functie).
Voor de eenvoud werd bij afbeelding 8 geen rekening gehouden met de voor de compensatie
van het hoofdrotor-draaimoment noodzakelijke schuine basispositie van de staartrotor.
e) Instellen van de werkingsrichting van de gyroscoop
De gyroscoop moet altijd een stuurcommando voor de staartservo produceren dat voor een
tegenstuurmoment zorgt, zodat de draaiing van het helikoptermodel om de verticale as (rotoras)
verhinderd kan worden.
Neem eerst de zender en vervolgens het model in gebruik. Schakel de gyroscoop na de initialisatie in de
normale modus.
Let op!
Gebruikt u een elektro-modelhelikopter, ontkoppel dan eerst de motor van de regelaar, zodat
een ongecontroleerd aanlopen van de rotoren vermeden wordt.
Wordt de staart nu van bovenaf gezien met de hand naar
links gedrukt, dan moet de staartservo een stuurbeweging
uitvoeren die de staart naar rechts zou drukken. De
draaibeweging van de staartservo moet in dezelfde
richting gaan, wanneer bij de zender de stuurknuppel
voor de staartfunctie naar links wordt bediend (afb. 9 A).
Wordt de staart nu van bovenaf gezien met de hand naar
rechts gedrukt, dan moet de staartservo een
stuurbeweging uitvoeren die de staart naar links zou
drukken.
De draaibeweging van de staartservo moet in dezelfde richting gaan, wanneer bij de zender de
stuurknuppel voor de staartfunctie naar rechts wordt bediend (afb. 9B).
Gaat de door de gyroscoop geproduceerde draairichting voor de staartservo precies tegen de in
afbeelding 9 afgebeelde richtingen in, dan kunt u de draairichting van de gyroscoop omschakelen. De
omschakelaar reageert echter alleen op de door de gyroscoop geproduceerde servo-impulsen. De
stuurimpulsen, die door de zender worden geproduceerd en door de ontvanger via de gyro aan de
staartservo worden doorgegeven, worden hierdoor niet beïnvloed.
De schakelaar voor de servo-draairichting (17) is de onderste van
beide microschakelaars die zich in het midden van het bedieningsveld
bevinden.
Indien gewenst kunt u de draairichting van NOR. (normaal) op REV
(Reverse = omgekeerd) instellen.
Gebruik voor het bedienen van de DIR-schakelaar ook nu weer de
kleine instelschroevendraaier (zie afb. 1, positie 6).
f) Instellen van de maximale staartservo-uitslag
Met een draairegelaar kan de maximale servoweg begrensd worden, zodat de staartservo bij volle uitslag
van de zenderstuurknuppel niet mechanisch aanslaat of begrensd wordt.
Neem a.u.b. in acht, dat de instelling pas na de correcte basisinstelling van de staartservo-stuurstang kan
worden uitgevoerd.
Beweeg de stuurknuppel voor de staartfunctie afwisselend naar
rechts en links tot aan de aanslag en stel daarbij de instelregelaar
"LIMIT" (9) zo in, dat de grootst mogelijke stelweg van de staartrotor
beschikbaar is. Noch de servo, noch de aanstuurstang mogen echter
bij hun bewegingen worden gehinderd.
Wordt de instelregelaar naar rechts gedraaid, dan wordt de uitslag
van de servo vergroot.
Wordt de instelregelaar naar links gedraaid, dan wordt de uitslag van
de servo verkleind.
Gebruik voor het instellen de kleine instelschroevendraaier (zie afb.
1, positie 6).
MC 800
DELAY
LIMIT
OFF
ON
NOR
REV
DIR
DS
0
25
50
75
100
60
80
100
120
140
GYRO
AVCS
-
15
Afb. 5
MC 800
DELAY
LIMIT
OFF
ON
NOR
REV
DIR
DS
0
25
50
75
100
60
80
100
120
140
GYRO
AVCS
-
16
Afb. 6
0%
100%
100%
0%
0%
100%
100%
50%
50%
A
VCS-Modus
Normal-Modus
50%
50%
LINEAR
Afb. 7
A
B
Afb. 8
A
B
Afb. 9
MC 800
DELAY
LIMIT
OFF
ON
NOR
REV
DIR
DS
0
25
50
75
100
60
80
100
120
140
GYRO
AVCS
-
17
Afb. 10
MC 800
DELAY
LIMIT
OFF
ON
NOR
REV
DIR
DS
0
25
50
75
100
60
80
100
120
140
GYRO
AVCS
18
-
Afb. 11
D
e LED knippert continu snel
De LED brandt continu
De LED knippert niet terwijl de
gyroscoop in werking is
De LED knippert continu langzaam
De LED knippert met onderbreking
De LED knippert 2 keer ritmisch
De gyroscoop bevindt zich in de initialisatiefase direct na het
inschakelen.
De gyroscoop werkt in AVCS-modus.
De gyroscoop werkt in normale modus.
De gyroscoop ontvangt geen stuursignaal voor de staartservo
van de ontvanger. Of de zender is niet in bedrijf, of de
stekkerverbinder bij de ontvanger is niet correct.
De gyroscoop kon in de normale modus de correcte
neutraalstand van de servo niet initialiseren of de in de AVCS-
modus ontvangen signalen stemmen niet overeen met de in
de gyroscoop opgeslagen neutraalstand. Schakel de zender
(in de AVCS-modus) in en neem de gyroscoop opnieuw in
gebruik.
In de AVCS-modus wijkt het ingangssignaal van de opgeslagen
neutraalstand af. Dit knipperteken verschijnt, wanneer de
stuurknuppel bewogen, of de trimhendel voor de staartfunctie
versteld werd.
c) Instellen van de gevoeligheid van de gyroscoop
De gevoeligheid van de gyroscoop tussen 0 - 100% kan bij de zender het best met een schuifregelaar
(bedienelement) worden ingesteld. Bij de gevoeligheidsinstelling van 0% is de stabiliserende werking van
de gyroscoop uitgeschakeld en bij 100% wordt de hoogste gevoeligheid bereikt. Dan zijn al minimale
richtingsveranderingen van de gyroscoop voldoende om grote corrigerende uitslagen op de aangesloten
servo tot stand te brengen.
Met behulp van de schuifregelaar (bedienelement) op
de zender wordt niet alleen de gevoeligheid van de
gyroscoop ingesteld, maar ook de bedrijfsmodus
omgeschakeld. Daarom komt de middenstand van de
schuifregelaar (50% van de weg van het bedienelement)
overeen met een gevoeligheid van 0%. Afhankelijk van
de stuurrichting bij het bedienelement wordt de
gevoeligheid van de gyroscoop in de normale of in de
AVCS-modus verhoogd. De betreffende eindinstellingen
van de schuifregelaar (0% resp. 100% van de weg van
het bedienelement) komen dan altijd overeen met de
maximale gevoeligheid van de gyroscoop van 100%.
Bij een positie van het bedienelement van 0 - 50% werkt de gyroscoop in de normale modus, bij een positie
van 50 - 100% werkt de gyroscoop in de AVCS-modus.
In plaats van een schuifregelaar kan ook een tuimelschakelaar voor het omschakelen van de bedrijfsmodus
worden gebruikt. In dit geval kunnen in de zender de noodzakelijke instelwaarden in het ATV-menu
(weginstelling van het besturingselement) worden geprogrammeerd.
Samen met een omschakeling voor de vliegtoestand kan zo voor de zweefvlucht, de rondvlucht en de
kunstvlucht een individuele gevoeligheid van de gyroscoop worden geprogrammeerd.
Om te kunnen controleren, of de gyroscoop bij de betreffende instelling van het bedienelement
in de juiste modus werkt, moet u als eerste de zender in bedrijf nemen. Schakel vervolgens
de ontvanger met gyroscoop en aangesloten servo in. De schuifregelaar op de zender moet
hierbij zo ingesteld zijn, dat de gyroscoop in de normale modus met ca. 75% gevoeligheid
werkt. De weg van het bedienelement ligt dan bij ca. 12,5%.