
103
NL
<Draadloze afstandsbediening>
Het stroomvoltage wijzigen
Zorg ervoor dat u de instellling voor het stroomvoltage aanpast aan de stroom-
sterkte in uw omgeving.
1
Ga naar de functiekeuzemodus
Druk twee keer achter elkaar op de toets
CHECK
F
.
(Voer deze handeling uit wanneer het display van de afstandsbediening is uitge-
schakeld.)
CHECK
licht op en “00” knippert.
Druk eenmaal op de toets temp
C
om “50” in te stellen. Richt de draadloze
afstandsbediening op de ontvanger van het apparaat voor binnenshuis gebruik en
druk op de
h
-toets
A
.
2
Instellen van het apparaatnummer
Druk op de toets temp
-
C
- en
-
D
-toetsen om het apparaatnummer in te
stellen op “00”. Richt de draadloze afstandsbediening op de ontvanger van het ap-
paraat voor binnenshuis gebruik en druk op de
min
-toets
B
.
3
Selecteren van een modus
Voer 04 in om de voltage-instelling te veranderen met de
-
C
- en
D
-
toetsen. Richt de draadloze afstandsbediening op de ontvanger van het apparaat
voor binnenshuis gebruik en druk op de
h
-toets
A
.
Huidige instellingsnummer:
1 = 1 pieptoon (een seconde)
2 = 2 pieptonen (ieder een seconde)
3 = 3 pieptonen (ieder een seconde)
4
Kiezen van het instellingsnummer
Gebruik de
-
C
- en
-
D
-toetsen om de voltage-instelling op 02 te zetten
(220 V, 230 V). Richt de draadloze afstandsbediening op de sensor van het appa-
raat voor binnenshuis gebruik en druk op de
h
-toets
A
.
5
Doorlopend selecteren van meervoudige functies
Herhaal de stappen
3
en
4
om instellingen voor meervoudige functies doorlo-
pend te veranderen.
6
Voltooien functiekeuze
Richt de draadloze afstandsbediening op de sensor van het apparaat voor bin-
nenshuis gebruik en druk op de
-toets
E
.
Opmerking:
Wanneer er functie-instellingen na constructie of onderhoud van het appa-
raat worden veranderd, dient u de toegevoegde functies met een “
” op te
nemen in de “Check”-kolom op de tabel.
6
Keuze werkstandnummers
Selecteer het werkstandnummer dat u wilt instellen, met de
F
[
TEMP. (
) of (
)]-knoppen. (Alleen de instelbare werkstandnummers kunnen worden gekozen.)
7
Kies het instellingenoverzicht van de geselecteerde werkstand.
Als u de
G
[
MENU]-knop indrukt, knippert het instelnummer waarop op
dat moment is ingesteld. Hiermee kunt u controleren welke functies zijn in-
gesteld.
8
De gemaakte instellingen van de stappen
3
t/m
7
worden geregistreerd.
Als de
E
[
]-knop wordt ingedrukt, knipperen de aanduidingen voor het werkstandnummer en het nummer van de instelling en het registreren begint. Het
knipperende werkstandnummer en instellingsnummer lichten continu op en de instelling is voltooid.
* Als de aanduiding “– –”op de plaats voor het werkstandnummer en het instellingsnummer verschijnt en de aanduiding “
” knippert in het display voor de kamertem-
peratuur, is er vermoedelijk iets mis met de communicatie.
Controleer of er zich geen storingsbronnen in de nabijheid van de transmissieleiding bevinden.
9
Als u nog meer functies wilt selecteren, herhaalt u de stappen
3
t/m
8
.
0
De functiekeuze van het eind.
Houd de knoppen
A
[FILTER] en
B
[TEST] tegelijkertijd meer dan twee seconden lang ingedrukt.
Na een tijdje verdwijnt het display voor de functiekeuze en in de afstandsbediening keren de aanduidingen voor een uitgeschakelde afstandsbediening terug.
* Let erop dat u, na het instellen van de functies, de airconditioner minimaal 30 seconden lang niet bediend met de afstandsbediening.
Opmerking:
Als de functie-instellingen van een binnenapparaat na installatie worden gewijzigd, dient u de instelwaarde met een
嘷
of een ander merkteken in het betref-
fende veld van Tabel 1 en Tabel 2 aan te geven.
Werkstandnummer 04 = Stroomsterkte
Aanduiding voor
werkstandnummer
Aanduiding voor
instelnummer
Instelling nummer 1 = 240 V
Instelling nummer 2 = 220 V, 230 V
Kies het nummer van de instelling met behulp van de
F
[
TEMP. (
) en (
)]-
knoppen.
ON/OFF
TEMP
FAN
VANE
TEST RUN
AUTO STOP
AUTO START
h
min
LOUVER
MODE
CHECK
RESET
SET
CLOCK
CHECK
E
C
,
D
F
A
B
2
4
CHECK
CHECK
CHECK
CHECK
1
3