70
d) Werking met verschillende effectprogramma‘s
• Druk op de toets MODE (6) tot PRxx wordt weergegeven (xxx definieert het gekozen effectprogramma).
• Stel het gewenste effectprogramma met de toetsen UP (8) of DOWN (9) in.
• Kies met de toets SETUP (7) de in te stellen parameters voor het effectprogramma en stel deze met de toetsen
UP (8) of DOWN (9) in.
SPxx stelt de effectsnelheid in
FSxx stelt de strobesnelheid in
Fdxx stelt de Fade-Time in
Niet bij alle effectprogramma‘s kunnen alle hierboven beschreven parameters worden ingesteld (zie ook
overzichtsafbeelding onder „Instelling van de bedrijfsmodus“).
Pr01: alleen strobesnelheid instelbaar
Pr02 - Pr18: alle parameters instelbaar
Pr19 - Pr26: alleen effectsnelheid en strobesnelheid instelbaar
e) Automatische modus
• Druk op de toets MODE (6) tot Au-x wordt weergegeven (x definieert het gekozen automatisch programma).
• Stel het gewenste automatisch programma met de toetsen UP (8) of DOWN (9) in.
• Kies met de toets SETUP (7) de in te stellen parameters voor het automatisch programma en stel deze met de
toetsen UP (8) of DOWN (9) in.
nxxx stelt de loops (programma doorlopen) in
SPxx stelt de effectsnelheid in
FSxx stelt de strobesnelheid in
Fdxx stelt de Fade-Time in
Niet bij alle automatische programma‘s kunnen alle hierboven beschreven parameters worden ingesteld
(zie ook overzichtsafbeelding onder „Instelling van de bedrijfsmodus“).
Au-1 en Au-3: alle parameters instelbaar
Au-2: alleen loops, effectsnelheid en strobesnelheid instelbaar
In deze bedrijfsmodus genereert de ingebouwde controller DMW-signalen aan de aansluiting DMX
OUTPUT (4). Zo kunnen daar aangesloten slave-apparaten synchroon tot het master-apparaat worden
gestuurd.